[red.:] oud-leerling Sanne Kloosterboer schreef dit essay in 2015 voor de rubriek FD Persoonlijk, het magazine van Het Financieele Dagblad. Zie voor een eerdere bijdrage van deze auteur hier.
‘Over een jaar zal ik dood zijn’, kondigt Lester Burnham aan het begin van de film American Beauty aan. Op de achtergrond klinkt een opgewekt deuntje, de camera glijdt in vogelvlucht over suburbia. Ruime, uniforme huizen, keurig in het gelid, veel groen. ‘But actually, I’m dead already’, concludeert hij.
Burnham, meesterlijk gespeeld door Kevin Spacey, leidt het keurige leven-van-velen. Het leven van hoogopgeleide tweeverdieners die veel te verliezen hebben, een leven zoals het hoort, met saaie baan, vrouw die ooit leuk was en lethargische puberdochter. Dan katapulteert een mooi vriendinnetje van die dochter Burnham regelrecht een midlifecrisis in. Alleen al haar aanwezigheid doet hem twijfelen aan al zijn zogenaamde zekerheden. Hij wil weer voelen dat hij leeft, hij wil weer genieten.
En dan is er die buurjongen, die jongen die alles filmt. Die de schoonheid ziet van een dode vogel, ontroerd raakt door een plastic zakje dat danst op de wind. Je kijkt met hem mee, voelt met hem mee, begrijpt hem, zelfs als je niet direct de schoonheid van die plastic zak ziet.
Wat is dat toch met schoonheid? Waarom zien we haar soms en ontgaat ze ons ook zo vaak? Waarom overvalt ze ons bij tijd en wijle, als we er niet op bedacht zijn?
- Het Lam Gods in Gent. De Vlaamse dame vertelt door de koptelefoon wat je ziet, je gaat met je ogen het schilderij af. En ineens, als de stem over de veelheid aan planten vertelt (de planten!), raak je ontroerd door dat Lam dat daar zo stralend aanbeden wordt.
- De bosschilderingen van David Hockney. Je loopt erlangs, kijkt ernaar, maar ziet ze niet. Althans, niet echt. Je loopt verder, staat weer voor zo’n gigantisch bos, of nee, je loopt erin, het overweldigt je. Je hapt naar adem, krijgt kippenvel.
- De grandioze film La grande bellezza. De dansende massa aan het begin op de stampende beats van ‘A far l’amore comincia tu’: je wilt meedansen en daarna door dat stille, mooie Rome lopen.
- Die scène uit Kaos, die af en toe echt wel langdradige film van de gebroeders Taviani.
En dan: de epiloog. Kinderen rennen een spierwit duin op, je hoort hun opgewonden kreten. Bovenaan spreidt een meisje haar armen, heft haar hoofd, ademt diep in door haar neus. Je ziet de wind door haar haar spelen. En dan springen ze met z’n allen het duin af, grote sprongen, tot in zee. Ze zwemmen, zijn uitgelaten, vrij, gelukkiger dan ze zelf op dat moment waarschijnlijk beseffen. Op de achtergrond klinkt ‘L’ho perduta, me meschina’, de prachtige mini-aria van Barbarina uit Mozarts Le nozze di Figaro. ‘Ik ben het kwijt, wee mij.’ Je glimlacht en slikt een brok weg: dat was jij op dat duin.
Maar dan zijn er ook de bejaarden in de trein. Ze bepreken de groepsreis van een van hen naar Cyprus. ‘Hoe was het’, vraagt de ene aan de andere op een toon of het antwoord er niet toe doet. ‘Ach’, zegt de andere. ‘Weer een stel kapotte ruïnes. Ik had het al snel gezien en het eten was ook niet zo. Veel olijfolie hè, in die landen. Maar ja, zolang we dit kunnen doen, gaan we maar.’
Waarom, denk je geïrriteerd. Waarom gaat ze? Wat zoekt ze daar? Hoelang zal ze nog leven? Vijf jaar? Tien, twintig? Maar eigenlijk is ze al dood en haar man waarschijnlijk ook. Allang. Wie zou het eerst gestorven zijn? Hij of zij? Wat was hun aandeel in elkaars dood? Hebben ze het leven uit elkaars ouder wordende lichamen getrokken?
‘It’s a great thing when you realize you still have the ability to surprise yourself’, zegt Lester Burnham midden in zijn midlifecrisis. Voor de deur staat intussen een rode sportauto penopauzaal te stralen, de kelder is omgetoverd tot fitnessparadijs, hij heeft zijn baan opgezegd en hij flirt met de nimfijnvriendin van zijn dochter. Maar zijn dat de dingen die hem verbaasd doen staan over zichzelf? Of is het iets anders?
Waarom sterven sommige mensen ver voor hun dood en blijven andere springlevend? Hoe is die vrouw in de trein zo geworden? Ooit stond ze waarschijnlijk ook versteld van zichzelf. Ooit beleefde ze al haar eerste keren en de aangrijpende schoonheid die die in zich hebben. Haar eerste grote verliefdheid, eerste orgasme, eerste kus. Ooit was de wereld fris en nieuw, een wereld die gezien werd.
Het frisse is eraf, het nieuwe ook. Alles ligt vast en is ingevuld. Huis, man, maatschappelijke positie. Verantwoorde reisjes die het goed doen op de tennisclub. Wanneer hebben die reisjes, die kleine oprispingen van vrijheid in een ingekaderd leven, hun glans verloren, zijn ze onderdeel geworden van de grijze inkadering?
Wat is het dat Burnham in American Beauty tot leven wekt? Niet die auto. Ook niet dat verdwijnende buikje en die opkomende biceps. Zelfs niet de aandacht van dat schoolmeisje. Het is iets anders. Burnham legt zijn angst af. Het leven is niet langer die eindeloze herhaling van zetten, niet die al decennia geleden gestolde vorm. Hij ziet weer mogelijkheden, alternatieven. Dat die alternatieven een beetje stereotiep en sneu zijn, doet niet af aan hun effect op Burnhams ziel. We zien ineens een man die in staat is tot vervoering, die ontroerd kan zijn. Als het meisje op zijn verleidingspoging reageert met de verlegen bekentenis dat ze nog maagd is, slaat hij liefdevol een deken om haar heen. Hij bedrijft niet de liefde met haar en het is ook niet belangrijk meer. Belangrijker is zijn nieuw verworven geestelijke vrijheid. Daardoor zíét hij de mensen om zich heen weer, kan hij zich door hen laten raken.
Burnhams geest kan weer ademen en is juist daardoor ontvankelijk voor schoonheid, zoals de geest van een jonge man. Zoals de geest van de buurjongen in American Beauty. Een geest die in ieder geval op momenten bevangen is door ‘this incredibly benevolent force that wanted me to know there was no reason to be afraid’.