Sanne Kloosterboer – Verlangen naar vroeger


[red.:] oud-leerling Sanne Kloosterboer schreef dit essay in 2022 voor FD Persoonlijk, het magazine van van Het Financieele Dagblad.

Uit de remise bij mijn huis om de hoek kwam een gele tram gereden. Zo eentje met een klein afdakje over de voorruit, zo’n tram met een lief, wat onnozel gezicht die je nu niet meer ziet. Ik kwam net aanfietsen en stelde vast dat hij er veel trammiger uitzag dan die zaadloze Combino’s van tegenwoordig. Hij zag eruit zoals een tram eruit hoort te zien.

Hij zag er namelijk uit als de tram uit mijn jeugd en de beelden uit je jeugd zijn nu eenmaal de norm. Alles wat later komt is daar een soort afgeleide van, en vaak een verslechtering. De tram reed langs en ik realiseerde me, misschien ook door de schemering, dat iedereen van pakweg boven de veertig een zoete pijn met zich meedraagt, de pijn van alles wat er niet meer is, het straatbeeld, de dingen, de geuren, de smaken, de wereld van toen.

De hondekop, de treinstoelen met die harde, bordeauxrode bekleding, kaartjes kopen bij het loket, op pad met mijn zusje en mijn oma. De geur van mijn oma, Miss Dior met ook iets bitters erbij.

Verlang ik terug naar vroeger? Wat is nostalgie? Is het het verlangen naar de wereld van toen of naar wie je zelf toen was? Is het het verlangen naar een wereld die nog open lag, een onbestemdheid en zijn al die rekwisieten slechts het decor van dat gevoel?

Natuurlijk kan ik met weemoed terugdenken aan de jonge vrouw die ik was, de nonchalante vanzelfsprekendheid waarmee ik mijn jeugd droeg. Maar laat ik de zaken niet idealiseren: ik maakte me druk om onbenulligheden en ik wist nog nauwelijks wie ik was en wie de anderen waren. Al die twijfel en onzekerheid. Het leven is beter geworden, simpelweg omdat ik beter weet wie ik ben.

Wel verlang ik, geboren in 1973, soms terug naar de eenvoud en overzichtelijkheid van de wereld van, pakweg, mijn studententijd. Dat er mensen achter loketten zaten, dat je direct een mens aan de lijn kreeg. Dat er veel minder te kiezen viel: het klinkt wat tegenintuïtief, maar minder keuzes betekent meer vrijheid. Of beter gesteld: er is een optimum in keuzevrijheid. Er moet iets te kiezen zijn, maar niet te veel.

Een winkeltje in de Heiligeweg. Op een uitverkooprek vind ik voor 25 gulden de volmaakte jurk: een witte Marilyn Monroejurk. Hij zit me als gegoten. Ik hang hem in de kast voor de perfecte gelegenheid. Uiteindelijk kom ik er jaren later achter dat mijn boezem er niet meer in past. De perfecte gelegenheid is nooit gekomen. Verlangen naar later.

Orangina in Frankrijk, dat ronde flesje met het ruwe oppervlak. Mijn stiefvader en ik hadden in Sarlat een nieuwe snaar voor zijn gitaar gekocht en op de terugweg gingen we ergens nog wat drinken. Ik mocht een tweede flesje, de ongekende luxe daarvan. Scaloppine al limone in Gaeta, Italië met mijn eerste serieuze liefde. Ik geloof niet dat ik ooit zoiets lekkers had gegeten.

De wereld zoals ze was of ik zoals ik was? Een wereld die zich, als je jong bent, verhevigd laat waarnemen en beleven, die permanente staat van verheviging die je daarna alleen nog maar bij vlagen hebt. Of herinner ik me de vlagen van toen als permanente staat? Orangina staat nu gewoon bij de Albert Heijn, naast dertig andere soorten frisdrank, voor scaloppine al limone hoef je allang niet meer naar Italië, de mannen uit de voorgaande alinea zijn beiden overleden.

Het parfum van mijn moeder. Het moet een chypre geweest zijn, waarschijnlijk was het Antilope van Weil, want dat droeg ze een tijd. Ik heb er een vage herinnering aan en ik hou nog altijd van chypres. Altijd op zoek naar de norm uit mijn jeugd, naar de afgeleide die samenvalt met die norm.

Ik vraag mijn moeder, geboren in 1952, naar haar nostalgie. Ze gaat erover nadenken en komt na een paar dagen met een kort lijstje. Nee, ze heeft niet veel nostalgische gevoelens. Ja, ze kijkt met plezier terug op het eindeloos buitenspelen in een vrijwel autoloze buurt, op de ijspret in de koude winters, de weilanden vol bloemen. Het was prettig dat er weinig ‘overbodige rotzooi’ was, zoals ze het noemt: geen 35 soorten pindakaas en 50 soorten koffie. Maar verder…

Vroeger vervult haar niet met weemoed. Ze herinnert zich, als zevende van acht kinderen, dat het vaak koud was, dat er weinig geld was. Ze kijkt terug op een wereld waarin er echte armoede was, waarin mensen minder oud werden en waarin er een strikte scheiding was tussen kinderen en volwassenen. ‘En mensen bleven bij elkaar, ook als ze elkaar haatten, seks bestond niet en er was een grote tolerantie tegen alles wat anders was. Je kon beter geen homo zijn, laat staan trans.’

Natuurlijk heeft mijn moeder als kind waarschijnlijk niet gedacht: in wat voor intolerante, arme wereld leef ik. De wereld waarin je leeft als kind is de norm. Nostalgie is een zoet gevoel dat je alleen terugkijkend kunt hebben. Haar terugkijken is niet zo zoet, of heeft hooguit een dun zoet randje. Zij vindt de wereld écht verbeterd. Dat is natuurlijk zo, maar het heeft ook te maken met haar nietsontziende blik. Nostalgie lijkt om een versluiering te vragen, een beetje romantisering.

Vroeger was alles beter. Het lijkt een onschuldige notie, maar dat is het niet helemaal. Populistische politici met autoritaire trekken zijn dol op vroeger. En dan bij voorkeur op een vroeger dat er nooit was, een arcadische en vooral zuivere wereld met maar één soort mensen. De Amerikaanse historicus Timothy Snyder rept in zijn boek Over tirannie. Twintig lessen uit de twintigste eeuw van de ‘politiek van de eeuwigheid’. Die uit zich, in zijn woorden, ‘in een verlangen naar momenten in het verleden die nooit echt hebben plaatsgevonden, in tijden die in werkelijkheid rampzalig waren’. ‘Elke verwijzing naar het verleden lijkt te draaien om een aanval van een externe vijand op de zuiverheid van de natie’, schrijft Snyder. ‘Nationalistische populisten zijn eeuwigheidspolitici.’ Hun favoriete tijdperk, en dat zal niemand verbazen, zijn de jaren dertig van de vorige eeuw.

Leiders in Rusland, Hongarije en Polen verwijzen graag naar de jaren dertig en, zoals Snyder schrijft: ‘Een Amerikaanse president gebruikte de slogan “America first”, de naam van een organisatie die in de jaren dertig probeerde te voorkomen dat de VS de strijd met nazi-Duitsland zouden aangaan.’ Politiek strateeg Steve Bannon beloofde beleid dat ‘net zo opwindend als de jaren dertig zou zijn’. Snyder: ‘In de politiek van de eeuwigheid voorkomt de verleiding van een mythisch verleden alle gedachten over een mogelijke toekomst.’ Ook in Nederland flirt de boreale leider openlijk met fascistische bewegingen uit de jaren dertig. Zoals Menno ter Braak schrijft in zijn essay ‘Het nationaalsocialisme als rancuneleer’ (1937): ‘Want buiten de democratie bestaat in Europa alleen nog de reactie; de met ressentiment geladen hunkering naar het verleden (…).’

Het gevoel van ijsbloemen op de ramen onder mijn vingers, de vacht van Rinus en Frits, de eerste en dus beste katten uit mijn leven: die van Rinus wat ruwer, die van Frits zacht en pluizig. Bij de kachel staan na het douchen, de tintelende kou op mijn gezicht als ik naar school fietste, Elfstedentocht kijken onder schooltijd.

Ik bespreek het met mijn man, geboren in 1965: de tram, de poezen, de geuren. Hij heeft veel gevoel voor nostalgie. In de gang van zijn huis hangt een bakelieten telefoon. Hij tikt brieven op een typemachine. Hij heeft een platenspeler, weliswaar met bluetooth verbonden aan boxjes, maar toch: een platenspeler. Daarop draait hij de muziek uit zijn jeugd. Hij komt met een mer à boire aan, zoals hij het noemt ‘dingen die nooit meer terugkomen en waar ik wel heimwee naar heb’: chocoladeijsjes, rechthoekig in hun verpakking van mat zilverpapier, bellen vanuit een telefooncel, met die zware ebonieten haak en de kwartjesverslinder (‘O’, zeg ik, ‘en dat je dan een tik hoorde als je tijd bijna op was’.) De oude ‘grijze’ telefoon met kiesschijf thuis. De Renault 4 van zijn vader, waar je als kind tijdens het rijden gewoon achterin de laadruimte, de ‘kattenbak’ mocht spelen. Sowieso oude auto’s. Het oude kartonnen treinkaartje, wit-bruin was retour, helemaal bruin enkele reis. De hondenkoptrein — daar is-ie weer. Kranten op A2-formaat. De melkboer die langskwam met glazen flessen met van die aluminium doppen, en die de lege melkflessen weer mee terug nam.

We luisteren naar ‘Ons dorp’ van Wim Sonneveld, hét lied over nostalgie. ‘Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets, maar het is waar ik geboren ben’, zingt Sonneveld over dat dorp. En: ‘Ik was een kind en wist niet beter dan dat het nooit voorbij zou gaan.’ De eeuwige wereld uit je jeugd, voor altijd de norm, en daarom vaak nogal geïdealiseerd. Laat nostalgie geen boze, collectieve pijn zijn, maar een kleine zoete pijn, die met de nodige eerlijkheid bezien wordt. Een persoonlijk verdrietje ook, want: ‘Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets.’

Loading

,