Maurits Lesmeister – Nog altijd je ingewanden: het lef van Kummer


[Red.:] Maurits Lesmeister doceerde Klassieke Talen aan het Murmellius van 2014-2016. Zijn bijdrage over Em. Kummers onovertroffen vertaling van L.F. Céline’s meesterwerk, Reis naar het einde van de nacht (1937) verscheen eerder in het tijdschrift Filter (nummer 28.3 [2021] blz. 65-70).

In mijn exemplaar van Reis naar het einde van de nacht zit een ansicht van Brunelleschi’s Duomo-koepel. Ik nam het boek kennelijk mee naar Perugia in het najaar van 2008, toen ik verdwaalde in Firenze tijdens een overstap. Bij Scheltema-toen-nog-Koningsplein had ik er een hele dag over gedaan om te bedenken welk boek ik mocht aanschaffen van het schamele budget dat ik mezelf had toegestaan. De Reis, in de vertaling van E.Y. Kummer, stond op de plank, in Van Oorschots reeks ‘harde kaft, zachte prijs’. [1] Dat is natuurlijk een aanbeveling voor een beginnende boekenkast. Daarbij had ik ook nog net gelezen dat Hermans in een wat katerige bui aan Reve schreef dat hij was begonnen aan zijn jaarlijkse herlezing van de Voyage (27 februari 1955, ruim een decennium voor deze tweede Nederlandse vertaling), en dat hij het reuzemooi vond. Op de achterkant stond bovendien dat het boek mijn wereldbeeld zonder meer zou veranderen en ik was net Klassieken gaan studeren, dus het werd hoog tijd voor een wereldbeeld. Ik besloot me kortom naar Hermans’ gewoonte te voegen, nog voor ik een letter had gelezen.

Dat van dat wereldbeeld valt nog te bezien, want wie zich daadwerkelijk Célines blik aanmeet, is niet te benijden. Wel stond na de eerste lezing al volledig op z’n kop wat ik dacht dat er kon bestaan aan taal in een boek, een heus Literair Boek bovendien. Zinnen hoeven eigenlijk helemaal niet altijd kop en staart te  hebben! Al die lelijke woorden op een rij zijn óók een stijl! De meest lyrische, zachtmoedige passages komen alleen maar beter uit de verf als er een half hoofdstuk vol vuilspuiterij aan vooraf gaat!

Célines debuut is zijn verslag van de Eerste Wereldoorlog. Er wordt wel eens anders beweerd; de oorlog beslaat immers slechts de eerste honderd pagina’s, ongeveer twintig procent, van het boek. Dat lijkt me een al te letterlijke opvatting van het woord oorlogsroman. De Reis is een boek over hoe de oorlog in je kop gaat zitten, en er nooit meer uit komt, ook niet als je daarna gaat werken in de Congolese bloedhitte, een lugubere stedentrip naar New York maakt (inclusief emplooi in de Ford-fabriek in Detroit) of een matig lopende huisartsenpraktijk in een buitenwijk van Parijs houdt.

Emanuel Kummers vertaling,[2] geschreven toen hij docent Frans was in Amsterdam, was zoals gezegd de tweede. De eerste, van J.A. Sandfort, in 1934 tot stand gekomen onder correspondentie met de auteur, is bepaald niet gek, maar kon best een update gebruiken.[3] De noodzaak tot opfrissing gold in de eerste plaats de spelling (met ‘zoo’ en ‘mensch’ enzo), al zou dat natuurlijk in een redactieronde makkelijk te verhelpen zijn. Belangrijker is dat Kummer onduidelijkheden wegwerkt uit de tekst. Al in de eerste alinea: ‘Cette terrasse, qu’il commence, c’est pour les œufs à la coque!’ Dat wordt bij Sandfort: ‘Dit terras, begint hij, is voor de zacht gekookte eitjes.’ Keurig de eieren erin gehouden, en misschien in de jaren ’30 nog een manier om te zeggen dat je op het terras je eieren kunt koken, maar voor mij staat een zacht gekookt eitje gelijk aan een lulletje rozenwater (of ben ik daarmee ook ouderwets?). Kummer maakt ervan: ‘”Hier op het terras”, begon hij, “is ’t gloeiend heet!”’ Ah ja, dus dat stond er.

Maar een tekst oppoetsen kan (bijna) iedere eindredacteur. Kummer heeft een nieuwe tekst gemaakt, minder woordelijk aan het Frans opgehangen dan zijn voorganger, maar met dezelfde eigenschappen die in het Franse origineel altijd zo worden geprezen: alsof hij het voor de vuist weg zegt, in een taal die op het oog niet lijkt te verschillen van wat je op straat hoort. Het is aardig om vast te stellen dat Reve en Hermans verklaard liefhebbers en navolgers van Céline waren (allebei met voldoende Frans in hun donder om het origineel op waarde te schatten) en dat Kummers Nederlands lijkt te kunnen zijn ontstaan onder invloed van juist dat soort figuren, die besloten dat je alles op kon schrijven. Niettemin hield Hermans altijd een professorale, plechtige ondertoon en was Reve in de jaren ’60 al overgegaan op de hevige barok van zijn brievenboeken, zij het soms wat platvloerse barok. Wie de Reis vertaalt, heeft alle registers nodig, moet kunnen brullen en fluisteren, schelden en dichten, liefst binnen een zin.

Toch maar een uitgebreid staaltje uit de vertalingen, uit de New Yorkse episode (na dit boek verging mij lang de lust om naar de States te gaan. Ik kwam er nog steeds nooit). Onze held Bardamu is net gearriveerd na een letterlijk adembenemend avontuur in de tropen.

Céline: ‘Une heure, deux heures passèrent ainsi dans la stupéfaction. Je n’espérais plus rien.

Il y a les boyaux. Vous avez vu à la campagne chez nous jouer le tour au cheminaeu ? On bourre un vieux porte-monnaie avec les boyaux pourris d’un poulet. Eh bien, un homme, moi je vous le dis, c’est tout comme, en plus gros et mobile, et vorace, et puis dedans, un rêve.’

Sandfort: ‘Een uur, twee uren verstreken zoo in de verbijstering. Ik hoopte op niets meer.

Dan zijn er de ingewanden. Hebt u bij ons buiten de poets met den landlooper zien spelen? Men vult een oude portemonnaie op met de verrotte ingewanden van een kip. Welnu, een mensch, ik zeg het u maar, is net zooiets, in groter formaat en beweeglijk, en vraatzuchtig, en dan daarbinnen: een droom.’

Kummer: Eén uur, twee uur bracht ik zo in stomme verbazing door. Ik had geen enkele hoop meer. 

Maar je hebt ook nog altijd je ingewanden. Weet u wat ze bij ons op ’t platteland bij de landlopers uithalen? Ze proppen een oude portemonnaie vol met rotte ingewanden van een kip. Nou, een mens is precies hetzelfde, ik mag doodvallen als ’t niet zo is, alleen is ie groter en beweegt, en is vraatzuchtig, en verder heeft ie binnen in zich een droom.

Sandfort houdt zich behoorlijk aan wat later Karel van het Reves uitgangspunt werd: je moet vertalen wat er staat.[4] Een lovenswaardig uitgangspunt, dat hier met lovenswaardige consequentie wordt vastgehouden. De eerste Nederlandse zin staat er zelfs in exact de woordvolgorde van het Frans, zonder dat het onleesbaar wordt. De ‘poets’ die ze bij hem ‘spelen’ mag inmiddels wel echt achterhaald taalgebruik heten, al trek ik mijn grenzen willekeurig, want wie zegt er in 2021 nog landlo(o)per?

Maar dan het lef van Kummer! Maakt het uit dat hij in die tweede alinea meteen veel meer woorden gebruikt (‘nog altijd’) voor de eerste zin? Natuurlijk niet! Dit is geen volgend deel in een opsomming (Sandfort: ‘Dan’), dit is iemand die bij al zijn hopeloosheid een banale hónger krijgt. Vúl je een portemonnee met ingewanden? Welnee, die moet je volproppen, anders gaat dat natuurlijk helemaal niet (en ‘bourrer’ is geen ‘remplir’). ‘Verrot’, dat bezadigde voltooid deelwoord? Nee, rót, alles is rót! Rot rot rot! ‘Moi je vous le dis’, die tussenwerping zonder komma, dat verwacht ik op de markt of in de kroeg, net als Kummers ‘ik mag doodvallen’, en ‘beweeglijk’, dat zeg je maar over een baby. Wat maakt het nou uit dat Céline daar een bijvoeglijk naamwoord heeft gebruikt, als je wil zeggen dat een mens beweegt, beweegt hij, en zo is dat. Het schokeffect van het laatste woord ‘rêve’, waarmee Céline de totale lichamelijkheid van het menselijk bestaan op het uiterste moment toch nog nuanceert, houden Sandfort en Kummer goddank beiden in stand; Kummer vergroot het zelfs door de zin op te rekken, met het spreektalige ‘ie’ voor ‘hij’.

Ja, dit alles is subjectief, maar ik stuiter zo door 550 pagina’s vertaling heen.

Zelfs in de grote oorlogsromans van Hermans (De tranen der acacia’s en De donkere kamer van Damokles) zit niet zó veel felheid en woede als in de Reis, en Hermans’ werkelijk felle stukjes gaan dan vaak weer over veel minder wezenlijke zaken dan Célines boek (de Nederlandse literaire wereld in de jaren ’50). Kummer heeft ons het beste van beide werelden gegeven: de geniaal opgebouwde, virtuoos uitgevoerde roman van Frankrijks meest verguisde schrijver in het Nederlands van Boon en Hermans. Kummers vertaling is daarmee niet alleen een argument tegen het wat onzinnige uitgeversadagium dat zelfs een goede vertaling nu eenmaal (om duistere redenen in tegenstelling tot een origineel Nederlandse roman) om de paar decennia aan vervanging toe is – gelukkig hebben ze bij Van Oorschot vooralsnog het fatsoen om in te zien dat dat in dit geval niet nodig is. Kummers Reis naar het einde van de nacht is de beste Nederlandse roman die ik ooit heb gelezen.

_____

[1] 21e druk (2007).

[2] Emanuel (Mani) Kummer. De Y in zijn initialen is ter ere van zijn eerste echtgenote, die haar redactiewerk nogal diligent uitgevoerd schijnt te hebben.

[3] De correspondentie tussen Sandfort en Céline heeft ook haar weg naar de pers gevonden (Louis-Ferdinand Céline, Le questionnaire Sandfort, précédé de neuf lettres inedites de Céline à J.A. Sandfort. Paris: Libraire Monnier, 1989).

[4] Lees prof. Van het Reves hilarische dankwoord bij het aanvaarden van de Martinus Nijhoffprijs.

Loading

,