De meeste schrijvers beschouwen een intrige als een kwestie van beleefdheid ten opzichte van de lezer, maar António Lobo Antunes (82) maalt er niet om. Het houvast dat hij biedt is van een andere aard: zijn stijl. Of liever: de stemmen die hij op papier ten gehore brengt. De lezer hoeft daar alleen maar naar te luisteren. Maar is dat zo simpel als hij beweert?
Zijn nieuwe roman De omvang van de wereld, tevens zijn laatste vanwege voortschrijdende Alzheimer, biedt zo’n polyfoon stemmenspel. Alternerend komen vier stemmen (vier personages) aan het woord. In volgorde van belang zijn dat: een oude, met vervagende herinneringen kampende industrieel die vanuit zijn appartement in Lissabon uitkijkt over de Taag; zijn onwettige dochter die hij in zijn bedrijf heeft opgenomen als opvolger; een jonge vrouw uit zijn geboortedorp die hem tegen betaling gezelschap houdt en van wie hij afhankelijk is; haar minnaar, een sociaal-rancuneuze advocaat die op zijn geld uit is.
Wat je met veel goede wil intrige kunt noemen in Lobo Antunes’ roman functioneert dan ook nog als drijfzand. De lezer doet er niet goed aan op zoek te gaan naar sedimenten van een klassieke, conventionele intrige. Wat De omvang van de wereld daarentegen biedt is een viertal situatieschetsen, gecentreerd rond een van de vier personen. Daarin opent zo iemand zijn geest; in die innerlijke monoloog vindt de actie plaats. Constant daarin is een aantal beelden die in varianten obsessief herhaald worden. Lobo Antunes is als psychiater werkzaam geweest in gestichten en hij diende in de bloedovergoten Portugese koloniale oorlog in Angola. Vermoedelijk verklaart dat waarom in zijn proza traumatische ervaringen zulk gewicht krijgen. In De omvang van de wereld geldt dat op zijn sterkst voor de oude vader en zijn dochter. Híj heeft moeder en kind op jonge leeftijd in de steek gelaten, omwille van de toenmalige conventie: ze werkte als arbeidster in de fabriek die zijn familie bezat. Op zijn oude dag denkt hij: ‘(…) maar wat heb je aan geld, meer fabrieken, meer personeel, meer contracten, meer moeite met lopen, mijn dochter opgegaan in de vrouw die ze nu is, je past niet meer op mijn arm en schoot, ik zie je niet meer slapen, wat is er geworden van het parkje en jouw angst voor de duiven die je naar mij toe dreef, wat is er geworden van je moeder, die ’s nachts tegen me zei: ‘Weet je zeker dat ze niets hoort?’’
De dochter op haar beurt herinnert zich hoe lang ongewis was wie haar vader was; haar moeders gebroken hart; de armoede en het akelige levenseinde van haar moeder.
Het meest complex in Lobo Antunes’ proza is de stijl, die paradoxaal genoeg het meest toegang biedt tot het verhaal. Elk hoofdstuk bestaat uit één lange zin, waarin gedachtegolven komen en gaan. Eigenlijk beeldt de schrijver daarin het malen in een hoofd uit. Dat gaat zo: de gedachte wordt almaar onderbroken door associatieve bijgedachten, die het karakter kunnen hebben van citaten, correcties, aanvullingen, illustraties. Door die ontregeling houdt Lobo Antunes zijn beschrijvingskunst vitaal. Aldus herinnert de louche advocaat zich zijn jeugd met zijn drankbeluste vader:
(…) ik heb wel geleerd om het leven te wantrouwen vanaf het moment dat ik mijn vader mijn broekszakken binnenstebuiten zag keren
‘Van wie is dit geld jongen’
waardoor hij zijn glas in de kroeg voor twee slokken kon laten
bijvullen en thuis extra kon struikelen
‘Zelfs de kruk voor de haard loopt me in de weg’
op zoek naar zijn hak
‘Ik sla de hele sakkerse boel kapot’
waarop mijn moeder hem probeerde te kalmeren
‘Niet slaan Jorge’
met de pook achter haar rug om zich tegen hem te weren, hij
die nu op zijn handen en knieën tussen een omgekeerde emmer en de matras waarop hij sliep zat en er niets meer van snapte
‘Dit klotehuis schopt me godverdomme’
met verdwaasde ogen, mijlenver weg van ons
‘Ik ga naar dromenland’
Bij dit proza moet de lezer luisteraar worden, door zich over te leveren aan een stem die tegen hem praat. Is het moeilijk? Nee, maar de aandacht kan niet verslappen.
Dit is Lobo Antunes’ ‘muziekje’, zoals Louis Ferdinand Céline zijn stijl noemde. Dat gaat veel verder dan het gebruik het beletselteken, de drie puntjes, zoals gebruikt door Louis Couperus, Gerard Reve en anderen. Lobo Antunes is een literaire vernieuwer.
Het is jammer dat De omvang van de wereld zijn laatste roman is, maar troost biedt dat nog maar veertien van zijn tweeëndertig romans in het Nederlands vertaald zijn, door meestervertaler Harrie Lemmens. De schrijver heeft er weet van gehad dat hij zijn zwanenzang schreef, want De omvang van de wereld is een thematische afronding van zijn oeuvre. De ‘wereld’ uit de titel is het geheugen, in uitbreiding de geest, zijn grote thema waar alles onder valt. Zijn eerste drie romans waren nog eruptief, alles móést eruit, moest gezegd worden. Daarna ontwikkelde hij zijn muziekje, als vehikel om zijn thema’s samen te brengen: herinneringen aan de kindertijd; het verschil tussen stad en platteland; de eenzaamheid; het menselijk tekort; de oorlog; zijn autobiografie. Soms zitten zulke thema’s verscholen in De omvang van de wereld. Zo rept iemand van de ‘eeuwige maand september negentienhonderd tweeënveertig, een maand waarin zo goed als zeker niets bijzonders gebeurd is, maar juist dat doet me iets vanbinnen, waarom weet ik niet’ De lezer weet dat wel: de schrijver is van 1 september 1942. Geen onbelangrijke datum in de literatuur.
__________________________________
António Lobo Antunes, ‘De omvang van de wereld’, vertaling en nawoord Harrie Lemmens, inleiding Arjan Peters, Van Maaskant Haun, 328 blz.