[red.:] Wat is het verband tussen het regime van de Chileense ex-dictator Pinochet en Nazi-Duitsland? Dat kun je lezen in de spannende non-fictiethriller van Philippe Sands. Jeroen Vullings doet alvast een boeke open:
Ik kan niet ontkennen dat deze man verstand heeft van besteltrucks.’ Dat schreef de Chileense dichter en Nobelprijswinnaar Pablo Neruda in 1965 in een artikel waarin hij het rechtsstelsel in zijn land bevroeg: hoe kan een gezochte oorlogsmisdadiger als vrij man in Chili leven? Hij doelde op oud-SS-officier Walter Rauff, degene die tijdens de Tweede Wereldoorlog de ontwikkeling van mobiele gaswagens op zijn geweten heeft. Over de relatie tussen Rauff en de Chileense dictator Augusto Pinochet gaat het nieuwe boek van de jurist Philippe Sands, De verdwijningen van Londres 38. Over Pinochet in Engeland en een nazi in Patagonië.
De naam Rauff kwamen we al tegen in een vorig boek van Sands, De rattenlijn, waarin hij het spoor reconstrueerde van de naar Rome gevluchte SS’ er Otto Wächter, de voormalige gouverneur van het district Galicië. Vanuit Damascus stuurde de gewezen Standartenführer Rauff hem in mei 1949 een brief waarin hij Wächter adviseerde Europa te verlaten: ‘Aanvaard je situatie en werk je langzaam op. Verspil geen tijd aan het terugverlangen naar de gloriedagen van het nazisme. Mijd de Arabische wereld en ga naar Zuid-Amerika.’ Zelf zou hij die route later nemen.
Rauff had alle reden het hazenpad te kiezen. Nog los van zijn andere misdaden was hij schuldig aan de dood van 97.000 mensen die stierven in een van zijn donkergrijze gastrucks, mobiele gaskamers. Richard Heydrich, de SD-leider, had oog voor Rauffs organisatorische kwaliteiten en hij zag terecht in hem iemand die geen vragen stelde en dingen voor elkaar kreeg. Samen met de chemicus Becker perfectioneerde Rauff de techniek om gevangenen in de busjes ‘vredig te laten inslapen’. Met oog voor sinister detail schrijft Sands: ‘Een zachtaardige dood betekende minder verwrongen gezichten en minder uitwerpselen, waardoor er “minder tijd nodig was voor schoonmaak- werkzaamheden”.’
Na 1945 vluchtte Rauff eerst naar Damascus, waar hij naar voorbeeld van de Gestapo de geheime politie voor het regime opzette. Toen de grond hem daar te heet onder de voeten werd, vertrok hij naar Ecuador, waar hij de nog jonge Pinochet ontmoet. Die nodigt hem uit in Chili te komen wonen, want mannen zoals Rauff zou dat land nodig hebben. In 1958 verhuist hij naar de meest zuidelijke punt van Patagonië, het afgelegen plaatsje Punta Arenas dat vergeven is van pinguïns en flamingo’s. Daar werkt hij als bedrijfsleider in een fabriek waar het vlees van koningskrabben ingeblikt wordt.
Vanaf dat moment begint de mythevorming. Hij werd ‘el viejo nazi’ genoemd – de ouwe nazi, geen koosnaampje. Zijn conduitestaat met die mobiele gaskamers was bekend. De fabrieksarbeiders vroegen zich af waarom deze crimineel hier in hemelsnaam werkte. Hij stond daar bekend als een eenzame man, geflankeerd door waakzame honden. ‘Hij kreeg geen bezoek van vrienden of zonen, hoewel er wel een vrouw was die voor hem kookte.’ Hij dronk als een tempelier. Op een zeker moment sprak Rauff zijn arbeiders daarover toe: ‘Ik drink om te vergeten en ’s nachts te kunnen slapen.’
Dit is op en top Sands: hij vermijdt een karikaturale weergave en toont zowel goede als slechte kanten van degenen die hij als lijdend onderwerp kiest voor zijn unieke mix van onderzoeksjournalistiek, geschiedschrijving, juridische analyse en (auto)biografisch proza. Nu is het lastig om iets goeds te ontdekken in Rauff, die tot zijn dood elk jaar Hitlers verjaardag vierde, een overtuigde nazi en antisemiet bleef, nooit berouw toonde en die zich ook op zijn oude dag nog aan de ergste misdaden bezondigde. Maar Sands weet hem wel menselijk af te schilderen en dat krijgt extra reliëf doordat zijn andere ‘object’ – Pinochet – een ondoorgron-delijke sfinx blijft in De verdwijningen van Londres 38.
Sands vertelt in zijn boeken twee verhalen: het eerste behelst de juridische strijd om Pinochet voor het gerecht te brengen, het tweede onderzoekt of Rauff in verband gebracht kan worden met de misdaden van Pinochet. De locatie in de titel – Londres 38 – verwijst naar het kruispunt van die twee verhalen. Op dat adres – een clandestien ondervragings- en martelcentrum van De DINA, Chili’s Gestapo – zou Rauff na de staatsgreep als folteraar gewerkt hebben.
Dit zijn de feiten: op 11 september 1973, ’s ochtends vroeg, zette Pinochet met zijn troepen de aanval in op het presidentiële Moneda-paleis. ’s Avonds was de staatsgreep een feit, was president Salvador Allende vermoord en werd Pinochet uitgeroepen tot hoofd van een vierkoppige militaire Junta.
Dan beginnen de geruchten over Rauff. De Duitse nazi die kampen zou opzetten voor Pinochet, die gevangenen zou vergassen. Dat bleek voer voor literatoren. ‘Er is een man in Punta Arenas […] die hoort hoe hun schelpen kraken, hun klauwen breken en ziet hoe het zoete witte vlees in metalen blikjes wordt verpakt’, staat in Bruce Chatwins In Patagonia (1977). Veel later publiceerde de schrijver Roberto Bolaño zijn roman Chileense nocturne, waarin ene Mister Raef figureert, de bedrijfsleider van een conservenfabriek waar krab wordt ingeblikt. We breiden uit naar andere terreinen, zegt Raef – en de lezer wist precies waarop hij doelde. De arrestaties, martelingen, verdwijningen, het vervoeren van gevangenen in besteltrucks naar een bestemming waarvan geen terugkeer mogelijk was. Iedereen in Chili kende de naam Walter Rauff.
Sands vertelt alternerend, meestal per hoofdstuk, over Pinochet en Rauff en dat trekt een zware wissel op zijn boek. Pinochet, die Chili van 1973 tot 1990 regeerde, was het eerste voormalige staatshoofd dat in een ander land dan het zijne gearresteerd is vanwege internationale misdaden. Sinds die arrestatie in 1998 in Londen is er juridisch veel veranderd. Poetin bijvoorbeeld kan daardoor niet meer vrijelijk naar de meeste landen reizen, uit angst dat hij opgepakt wordt vanwege het ontvoeren van kinderen uit Oekraïne. Dat is beslist belangrijk, maar Sands verliest zich bijkans oeverloos gedetailleerd in de juridische casus van Pinochet. Achttien maanden lang moest de dictator in Engeland blijven, maar uitgeleverd wordt hij niet aan Spanje, het land dat een arrestatiebevel had uitgevaardigd. In 2006 stierf hij als eenennegentigjarige, met drieduizend doden op zijn geweten. In zijn land Chili, zij het onder huisarrest. Geen dag zat hij in de gevangenis.
Datzelfde lot trof Rauff, die op 14 mei 1984 in vrijheid stierf. Zijn laatste jaren waren niet jaloersmakend. Na een mislukte moordaanslag door de Mossad leefde hij in angst, teruggetrokken, cameraschuw, met het besef dat Simon Wiesenthal de jacht op hem niet zou opgeven. Nadat de Amerikaanse president Reagan bij zijn anticommunistische bondgenoot Pinochet had aangedrongen op uitlevering van Rauff, vond de dictator de situatie wel wat lastig worden. Sands laat de suggestie open, bij monde van een reactionaire pastoor, dat de regering Rauff vermoord heeft.
Beide booswichten, Pinochet en zijn helper Rauff, zijn dood; eind goed, al goed, zou je kunnen zeggen. Maar na lezing van Sands monnikenwerk resteert toch vooral verbijstering en onbegrip. Sands levert overtuigend bewijs dat de geruchten kloppen: Rauff heeft voor de DINA gewerkt als ondervrager, hij heeft Pinochet geholpen bij de verdwijningen. Heel letterlijk zelfs: hij verwerkte de lijken tot visvoer.
Maar hoe kan het dat, kort na de oorlog, dezelfde Rauff eerst in Syrië als informant gerekruteerd werd door een Mossad-agent en dat hij vanaf 1960 voor de West-Duitse inlichtingendienst kon werken, als BND-agent met als missie Zuid-Amerikaanse communisten in de gaten houden? Hoe kon het dat deze oorlogsmisdadiger vrij rond mocht lopen in West-Duitsland? Hoe kon het dat zoveel instanties weet hadden van zijn inktzwarte verleden en de boel op zijn beloop lieten? Het ontluisterende antwoord luidt: door desinteresse en veranderende belangen. Dat wisten we al, natuurlijk, maar Sands weet dat onrecht maar al te invoelbaar te maken.
![]()