Heinrich von Kleist (1777-1811) had het niet gemakkelijk met zijn bestaan, en hij maakte er een pakkend einde aan. Nog geen 34 jaar oud nam hij zijn terminaal zieke vriendin mee op vakantie, ging in alle vroegte met haar op een bankje aan de idyllische Wannsee zitten en schoot toen eerst haar en daarna zichzelf dood. Aan zijn zusje Ulrike had hij kort daarvoor geschreven: ‘Jij hebt voor mij alles gedaan – nee, ik zeg niet wat een zus, maar wat een mens gedaan kon hebben om mij te redden. De waarheid is dat ik op aarde niet te redden was. Het ga je goed. Ik hoop dat de hemel jou een dood schenkt die maar half zo veel geluk en onuitsprekelijke vrolijkheid inhoudt als de mijne.’

Kleists zelfmoordbrief aan Ulrike
Wat er precies mis was met Kleists bestaan is niet helemaal duidelijk. Hij kwam uit een vooraanstaande, vermogende familie; was intelligent en begaafd… maar toch wilde het allemaal niet goed lukken. Niet met zijn militaire loopbaan, niet met zijn literaire ambities, niet met het tijdschrift dat hij begonnen was en niet met zijn verloving. Het probleem zat voornamelijk in zijn eigen hoofd. Dat kun je ook wel zien aan wat hij gedurende zijn korte leven schreef. Kleists bizarre novelle Michael Kohlhaas is het verhaal van een fatsoenlijke, burgerlijke man die in reactie op een klein onrecht helemaal, maar dan ook he-le-maal doordraait: een privé-leger op de been brengt, dood en verderf zaait in de wijde omtrek, zich uiteindelijk gevangen laat nemen en volkomen voldaan en tevreden sterft op het schavot, enkel omdat hij wraak heeft kunnen nemen op de man die hem geschoffeerd had. Je zou Michael Kohlhaas zonder meer kunnen verfilmen als een keiharde western à la Sergio Leone’s Once upon a Time in the West of Quentin Tarantino’s Django Unchained. En dan te bedenken dat wij in de 21e eeuw wel gewend zijn aan excessief, psychopathisch gemotiveerd geweld in de kunst en literatuur, maar dat men daar anno 18-zoveel nog niet of nauwelijks van gehoord had.
Zelfs Kleists oudere en bewonderde tijdgenoot Goethe, die blijkens zijn eigen toneelstukken en gedichten toch ook wel wat had met de erotiek van het kwaad, kon bar weinig aanvangen met het werk van de jonge misfit. En Goethe’s onbegrip was dan weer één van de vele dingen die Kleist niet lekker zat. Kleist schreef zijn toneelstuk Penthesileia klaarblijkelijk in reactie op Goethe’s afwijzing. Het mythologische gegeven waarop hij dit stuk baseerde, was er typisch één waar Goethe enthousiast van geworden zou zijn. In het laatste jaar van de oorlog van Troje – zo lezen we niet in Homeros’ Ilias maar wel in enkele andere gedichten uit de oudheid – wordt de held Achilleus verliefd op de Amazonenkoningin Penthesileia. Helaas vecht zij niet aan de kant van de Grieken, maar aan die van de Trojanen. Achilles doodt Penthesileia in een tweegevecht, en tot ontzetting van zijn krijgsmakkers consumeert hij zijn liefde nadien met haar dode lichaam.
Brrr… wat een naar verhaal! Griekse vaasschilders, aan wie niets menselijks vreemd was, wisten er wel raad mee. Op een beroemde kylix van de Penthesileia-schilder, die sinds jaar en dag (ook in Kleists tijd al) te bewonderen is in de Antikensammlung in München, zien we Achilleus en zijn geliefde een blik van innige verstandhouding uitwisselen juist op het moment dat de eerstgenoemde zijn zwaard in het zachte stukje boven haar sleutelbeen stoot. Een brute executie, die Penthesileia met krampachtige armbewegingen tevergeefs probeert af te weren, en tegelijkertijd een metaforische penetratie van haar reeds verslappende lichaam door de viriele en ongenaakbare Achilleus. Nogmaals: brrr…!

roodfig. kylix van de Penthesilea-schilder (ca. 480-460 vChr.)
Ik weet niet of Kleist dit akelige plaatje kende toen hij zijn Penthesileia schreef, maar het zou me niks verbazen. De manier waarop hij de Penthesileia-mythe uitwerkt is evengoed volstrekt eigenzinnig. In Kleists Penthesileia vechten de Amazonen niet aan de Trojaanse zijde: zij nemen enkel aan de oorlog deel om mannelijke krijgsgevangenen te maken. Zo gaat dat bij de Amazonen, een volk dat bestaat uit louter vrouwen die voor hun nakomelingschap afhankelijk zijn van het zaad van hun vijanden. Binnen deze bizarre orde der dingen is koningin Penthesileia een misfit, net zo goed als Achilleus dat is in zijn eigen omgeving. De Grieken kunnen maar niet begrijpen waarom hij nou zo nodig het lijk van Hektor – de moordenaar van Achilleus’ geliefde Patroklos – moest verminken. Is het niet genoeg, in de homosociale wereld van de Griekse krijgsmacht, om een eervolle overwinning op de vijand te hebben behaald? Evenmin begrijpen Penhesileia’s onderdanen waarom hun koningin geen genoegen kan nemen met wat het Amazonenvolk nu eenmaal doet: mannen doden, nadat zij zich aan hun zaad bezwangerd hebben van een nieuwe generatie vrouwelijke strijders. Wat drijft Penthesileia toch naar Achilleus, de enige man die als krijger tegen haar opgewassen is?
Het dramatische verloop van Kleists toneelstuk is een aaneenschakeling van verschrikkelijkheden: Achilleus verslaat Penthesileia in een bloedig tweegevecht maar doodt haar niet; Penthesileia, bijgekomen uit haar coma, waant zich de overwinnaar en bedrijft extatisch de liefde met Achilleus; er volgt een tweede gevecht, waarbij Achilleus sneuvelt; Penthesileia pleegt kannibalisme op Achilleus’ dode lichaam… Het is niet verwonderlijk dat Goethe aan Kleists werk een naar gevoel over hield: ook voor een 21e-eeuws publiek is dit allemaal moeilijk te genieten.
Waar haalde Kleist dit nu allemaal vandaan? Een voor de hand liggend antwoord is: uit zijn eigen psyche. Uit Kleists levensgeschiedenis en zijn zelfverkozen levenseinde – de dubbele zelfmoord met zijn terminaal zieke vriendin Henriëtte Vogel – blijkt zijn onvermogen om te leven binnen de gegeven maatschappelijke kaders en categorieën. Anders dan zijn tijdgenoot Friedrich Hölderlin, die zijn toevlucht vond in de absolute waanzin, had Kleist ze teveel op een rijtje om werkelijk buiten de maatschappij te gaan staan. Zijn literaire werk was radicaal en subversief, maar niet zó aanstootgevend dat men hem er om vervolgde. En zijn liefdesleven… tsja. Wat te denken van Kleists weloverwogen keuze om een relatie te beginnen met een getrouwde vrouw die aan baarmoederhalskanker leed? Achteraf is het hoe en waarom van deze beslissing onmogelijk helemaal te doorgronden; maar toch denk ik, als ik naar die kylix van de Penthesileia-schilder kijk, wel iets van Kleists drijfveren te kunnen herkennen in de manier waarop Achilleus naar Penthesileia kijkt als hij haar de coup de grâce toedient.
Misschien is het dan ook wel niet zo vergezocht om in Kleists Penthesileia een literaire vóórverkenning van zijn fatale romance met Henriëtte Vogel te lezen. In het toneelstuk wordt de maatschappelijke en seksuele norm immers geheel bepaald door enerzijds de Amazonen, en anderzijds de Grieken. Het Griekse leger, zoals Kleist het zich voorstelt, is 100% homosociaal: er komt geen vrouw aan te pas en elke vorm van passie en affectie die aan de orde is bestaat tussen mannen. In het Amazonenleger is het precies andersom: alle passie en affectie bestaat tussen vrouwen. Tegen deze achtergrond beleven Penthesileia en Achilleus een even transgressieve als dodelijke heteroseksuele romance. Ik kan me goed voorstellen dat de rigide heteronormatieve wereld van het 18e/19e-eeuwse Pruisen waarin Kleist opgroeide, voor hemzelf net zo beklemmed was als de Amazonen-mores dat voor zijn Penthesileia en het hypermasculine krijgsbestel dat voor zijn Achilleus zijn. En als die parallel opgaat, dan is wat Kleist met zijn geliefde doormaakte evengoed een ontsnapping aan de voorgeschreven orde der dingen als de verboden verhouding tussen Penthesileia en Achilleus.
Een eigentijds begrip dat recht doet aan waar het Kleist hierbij om lijkt te gaan is ‘queering’. Volgens de Cambridge Dictionary betekent dat: ‘to change something so that it … no longer fits ideas about gender or sexuality.’ Zowel in zijn toneeldrama als bij het ensceneren van zijn levenseinde is dat precies wat de dichter doet: hij neemt een heteroseksuele verhouding en brengt deze doelgericht in conflict met de heersende seksuele norm. In Penthesileia zet hij de fatale romance tussen Penthesileia en Achilleus af tegen de kunstmatige gepolariseerde mannen/vrouwenwereld van respectievelijk het Amazonenvolk en het Griekse legerkamp: ‘gay’ is bij Kleist het nieuwe ‘straight’, en ‘straight’ het nieuwe ‘queer’. Zijn eigen liefdesleven plaatst Kleist niet in het heteronormatieve kader van de voortplanting, maar in dat van de zelfverkozen dood.
Dat Kleist helemaal aan het begin van de 19e eeuw op deze manier over het de moeilijkheid van het bestaan kon nadenken, mag verbijsterend heten. Nog verbijsterender is het, dat Kleist er blijkbaar zo opgewekt onder bleef. In zijn zelfmoordbrief aan zijn zusje spreekt hij van het ‘geluk’ en de ‘onuitsprekelijke vrolijkheid’ van zijn aanstaande dood, en ook Penthesileia is bij vlagen onmiskenbaar heel erg grappig – zoals alleen al blijkt uit de fenomenale illustraties die Maurice Sendak (de schepper van ‘Max en de Maximonsters’) bij de tekst maakte.

Maurice Sendak, illustratie bij Kleists Penthesileia
Heeft Kleist ons vandaag de dag ook nog iets te zeggen? Ik denk het wel. Heteronormativiteit is nog steeds aan de orde van de dag en onze opvattingen over suicide, euthanasie, passie en zelfdestructie zijn er de afgelopen tweehonderd jaar niet per se verlichter op geworden dan dat ze in Kleists tijd waren. En dan hebben we het nog niet eens over kannibalisme. ‘Oh please, don’t go! We’ll eat you up! We love you so!’, zeggen de monsters in Sendaks Where the Wild Things Are (het origineel van ‘Max en de Maximonsters’). Hoe vertrouwd ons die koddige monsters ook voorkomen, het blijven woorden van een diepe gruwelijkheid. Een schrijver die ons deze gruwel zo overtuigend voor ogen kan tonen, blijft aanspraak maken op onze aandacht.

Maurice Sendak, illustratie uit Where the Wild Things Are