voor Koen Vacano
Je was er niet. Je was weg. Er is van alles gebeurd waar je niet bij was. Je vader zonderde zich af, je moeder stierf. Je zoon werd volwassen. Je geliefde raakte van je vervreemd, mannen drongen je huis binnen, het scheelt niet veel of ze heeft zich aan een van hen verbonden. En jij? Wat deed jij intussen? Je vocht in een oorlog, je reisde. Je was zeven jaar bij een vrouw: zij had je opgevist uit zee. Al gauw kon ze je niet meer bekoren, toch bleef je bij haar. Toen je haar eindelijk verliet en terugkwam naar huis had je niks. Met moeite won je het vertrouwen van een paar integere mensen, en met hen streed je voor wat je op een haar na definitief verloren had.
Er zijn talloze manieren om de plot van de Odyssee samen te vatten. Je kunt, zoals ik hierboven deed, het menselijke drama benadrukken. Je kunt ook het accent leggen op Odysseus’ vindingrijkheid, op zijn roekeloosheid of op zijn ongrijpbaarheid. Je kunt zijn avonturen navertellen: zijn ontmoetingen met de cycloop, met de tovenares Circe en met de vriendelijke Faiaken, zijn bezoek aan de wereld van de doden, zijn ontsnappingen aan de Lotuseters en het monster Scylla. Je kunt ingaan op de hulp en de tegenwerking die Odysseus van de kant van de goden ondervindt, en je kunt het perspectief beklemtonen van hen die Odysseus na staan: zijn strijdmakkers, zijn reisgenoten; zijn vrouw, zijn zoon; de varkenshoeder en de oude voedster die hem helpen zijn rivalen te verslaan.
Zo’n rijke tekst is de Odyssee, dat je er alle kanten mee op kan. Dat zie je aan de uiterst diverse reeks boeken en films die op Homerus’ epos teruggrijpen. Voor James Joyce, de auteur van de roman Ulysses (1922), beslaat de Odyssee één dag in het leven van een doorsnee inwoner van de Ierse hoofdstad Dublin; Margareth Atwood schreef een Penelopiade en Madeline Miller stelde met haar Circe een andere love interest van Odysseus centraal. Wat regisseur Christopher Nolan van de Odyssee gemaakt heeft, dat blijft voorlopig een goed bewaard geheim, maar zijn collega Uberto Pasolini opteerde met zijn film The Return (2024) alvast voor een hyperrealistische navertelling van Boek 13 t/m 24. Voor elk wat wils.
Een bijzonder geval is Oldboy (2003) van de Zuid-Koreaanse regisseur Park Chan-Wook. Dat deze film iets met de Odyssee heeft uit te staan is evident: de hoofdpersoon heet Oh Dae-su, en dat zal geen toeval zijn. Het ligt er evengoed niet dik bovenop. Om aanvankelijk duistere redenen maakt Oh Dae-su een vijftien jaar durende eenzame opsluiting door, waarna hij plotseling weer in de samenleving wordt losgelaten om de scherven van zijn gebroken bestaan op te rapen. Iets dergelijks kun je van de held van de Odyssee zeggen – zie mijn enigszins tendentieuze samenvatting aan het begin van dit essay; maar in tegenstelling tot zijn avontuurlijke evenknie heeft Oh Dae-su helemaal niks beleefd. In zijn afwezigheid is zijn vrouw gestorven en is zijn kind (geen zoon maar een dochter) geadopteerd, en anders dan voor Odysseus is er voor Oh Dae-su ook niks terug te winnen. In plaats daarvan moet hij achter de reden voor zijn opsluiting zien te komen en wraak nemen op degenen die hem dit hebben aangedaan. Heel wat anders dus.
Niettemin zijn er duidelijke overeenkomsten met Homerus’ epos op te merken. Zo is het relaas van Oh Dae-su’s opsluiting geen deel van de plot, evenmin als Odysseus’ zwerfjaren dat zijn: beide worden verteld als een flahsback, waarin de held zelf aan het woord is. En dan: net als de Odyssee begint Oldboy met een terugkeer naar de wereld waaruit de held lange tijd afwezig was. En zoals Odysseus aanspoelt op het strand van het eiland Scheria en liefdevol opgevangen wordt door de Faiaakse prinses Nausicaa, zo belandt Oh Dae-su in een visrestaurant en wordt hij onder de hoede genomen door de jeugdige sushi-kok Midoh. Dan kan het feest van de terugkeer beginnen.
Nou ja, feest… Als Odysseus, aan het eind van Boek 5 van de Odyssee, na dagenlang in zee te hebben gedobberd voor het eerst lichamelijk contact maakt met de rotsen van Scheria, last Homerus een van zijn kenmerkende vergelijkingen in:
Hij was gered, maar hij werd met de golf mee de zee ingezogen:
zoals wanneer een octopus met kracht uit zijn hol wordt getrokken,
en overal blijven stukjes steen aan zijn zuignappen kleven,
zo bleven ook stukjes huid kleven van zijn krachtige handen
aan de rots, en de donkere golven verzwolgen Odysseus.
vert. Imme Dros
Dit complexe en gruwelijke beeld, waarin Odysseus eventjes de machteloze octopus is die bruut uit zijn schuilplaats wordt gesleurd, strekt verder dan zijn tijdelijk benarde situatie. Voor de oude Grieken gold de octopus spreekwoordelijk als een listig, veranderlijk en onvatbaar wezen: hij was ποικίλος (‘bont’), net zoals Odysseus dat is. ‘Wees zoals de octopus’, dat was een raadgeving, een levenswijsheid die van vader op zoon kon worden doorgegeven. Even doorbijten, dus, Odysseus!
Oldboy’s overeenkomstige octopus-moment doet hier nog een flink schepje boven op. Na vijftien jaar lang met fastfood te zijn gevoerd snakt Oh Dae-su naar iets vers, en in het visrestaurant bestelt hij de ultieme Koreaanse lekkernij: een levende octopus… Dat levert – trigger warning: dierenleed! – 75 seconden even afgrijselijke als indringende cinema op:
Net zo als Odysseus in de Homerische vergelijking aan het eind van Boek 5 kortstondig samenvalt met de ‘bonte’ octopus, alvorens op het strand van Scheria een soort wedergeboorte door te maken en in de armen van prinses Nausicaa te vallen, zo wordt Oh Dae-su tijdelijk één met dit krachtdier: door een stukje van zijn menselijkheid op te geven absorbeert hij de eigenschappen die hij nodig heeft om zich in het vervolg te handhaven.
Schitterend in beeld gebracht is de erotische fascinatie die er van Oh Dae-su’s gruwelmaaltijd uitgaat en overslaat op de onverschrokken Midoh: zonder walging, bezorgd maar vooral diep geboeid kijkt ze toe… Midoh is Oldboy’s Nausicaa, de dappere prinses die de held er na zijn ontberingen weer bovenop helpt en hem terug leidt de gewone mensenwereld in. Anders dan in de Odyssee, waarin er tussen Odysseus en de Faiaakse prinses ‘niks gebeurt’, consumeren Oh Dae-su en Midoh hun relatie volledig – een gebeurtenis die voor de plot van Oldboy van een zeker belang zal blijken te zijn. Want Midoh is niet alleen Oldboy’s Nausicaa, ze is tegelijkertijd een Telemachus-figuur, de trouwe zoon die de held bijstaat om zijn plek in de gewone wereld terug te veroveren; en net als in de Odyssee gaat dat niet zonder slag of stoot.
Niet alleen in narratief opzicht, maar ook visueel leunt Oldboy op de Odyssee-traditie. Het best is dat te zien in de extreem gewelddadige scène waarin Oh Dae-su afrekent met de mannen die hem al die tijd opgesloten hebben gehouden. Nou is in zekere zin elke scène waarin een eenzame held zich met succes weert tegen een overmacht aan vijanden schatplichtig aan Boek 22 van de Odyssee, waarin Odysseus de ‘vrijers’ afslacht. De bijzondere mise en scène van Oldboy’s grote afrekening lijkt bovendien echter direct geïnspireerd te zijn door de beroemde illustratie die John Flaxman (1755-1826) maakte bij de Odyssee:


Maar terug naar Midoh en haar dubbelrol als Oh Dae-su’s Nausicaa en zijn Telemachus. De grote onthulling aan het eind van Oldboy is, dat Midoh in feite Oh Dae-su’s eigen dochter is – het kind dat hij vijftien jaar niet gezien heeft en waarvan hij ten onrechte aannam dat het in Amerika was geadopteerd. Dat hij na zijn vrijlating een seksuele relatie met haar zou beginnen was, zo blijkt, precies de bedoeling van de Oldboy’s bad guy, Oh Dae-su’s vroegere klasgenoot Woo-jin. Woo-jin houdt Oh Dae-su namelijk verantwoordelijk voor de zelfmoord van zijn zuster, met wie hij (Woo-jin) zelf een incestueuze verhouding onderhield. Ja, snapt u het nog? Woo-jin hield van zijn eigen zus; deze pleegde zelfmoord na door de jonge Oh Dae-su als broederneuker te zijn ge-out; en Woo-jin straft Oh Dae-su daarvoor, door hem na zijn eenzame opsluiting in de ontvankelijke armen van zijn eigen dochter te drijven. Een soort incest-in-het-kwadraat, dus.
Met dit bizarre gegeven lijken we in een heel andere mythische verhalenwereld dan die van de Odyssee te zijn beland. Ogenschijnlijk hebben we hier immers te maken met een Oedipus-plot: net als Oedipus, die onder ogen moest zien dat hij kinderen gemaakt heeft bij zijn eigen moeder – zonen en dochters die dus tegelijkertijd zijn halfbroers en -zusters zijn – komt Oh Dae-su tot de ontluisterende slotsom dat hij zijn eigen dochter heeft ontmaagd! En net zoals Oedipus’ onfortuinlijke lot zich onder het toeziend oog van de orakelgod Apollo afwikkelde, blijkt Oh Dae-su het slachtoffer te zijn van de manipulaties van de quasi-goddelijke Woo-jin.

still uit Edipo Re (1967) van Pier Paolo Pasolini
Toch denk ik dat het verband tussen Oldboy en de Oedipus-mythe van ondergeschikt belang is, en dat de relatie met de Odyssee een veel wezenlijker bestanddeel is van Park Chan-Wooks film.
Bevestiging voor deze stelling vind ik in Oldboy’s slotscènes. Na de onthulling van zijn incestueuze verhouding tot zijn moeder steekt Oedipus zich, volgens de Griekse mythe, zijn eigen ogen uit: een wereld waarin zo iets monsterlijks kan gebeuren wil hij niet langer aanschouwen. Dat gegeven – het uitsteken van de ogen – is een motief in vrijwel alle boeken en films die gebaseerd zijn op het Oedipus-thema. Oh Dae-su’s reactie op het besef van zijn incestueuze geslachtsgemeenschap met zijn verloren gewaande dochter voldoet niet aan dat patroon. In plaats van zich de ogen uit te steken knipt hij zijn eigen tong af, om te voorkomen dat hij zijn ondraaglijke kennis ooit in woorden met Midoh zal delen.

Deze gruwelijke vorm van compensatorische zelfbeschadiging is veel toepasselijker voor een personage dat op de verbaal begaafde Odysseus is gebaseerd dan op een avatar van de visionaire Oedipus. Denk aan de beroemde passage uit de Odyssee waarin de held zichzelf aan de mast van zijn schip laat binden en zijn matrozen was in de oren stopt, zodat hij (en hij alleen) in het voorbijvaren het lied van de alwetende Sirenen kan aanhoren: een lied dat normaliter de toehoorder naar zijn eigen ondergang zou lokken. De scène waarin Oh Dae-su zijn tong afknipt is niet meer dan de logische tegenhanger van deze Odyssee-passage, waarin Odysseus (zo mogen we aannemen) kennis heeft opgedaan die niet voor mensenoren bestemd is.
Maar wat is dit nou al met al voor een Odyssee, waarin de Odysseus-figuur zonder het te weten seks heeft met zijn eigen dochter en het slachtoffer blijkt te zijn van een uitgekiende wraakactie voor een vergeten vergrijp van lang geleden? Is dit überhaupt nog een Odyssee, zoals Uberto Pasolini’s The Return en James Joyce’s Ulysses meer of minder verhaalgetrouwe versies van de Odyssee zijn? Ik denk het wel. En net zoals de versies van Joyce en Pasolini – en die van Atwood en Miller, en ongetwijfeld ook de film van Christopher Nolan die deze zomer uitkomt – ons allemaal iets leren over de enorme rijkdom die er in de oorspronkelijke Odyssee van Homeros verpakt zit, doet ook Oldboy dat.
Wat leren we dan? Nou: laten we de Odyssee-samenvatting waar ik dit essay mee begon eens herschrijven, maar nu op de plot van Park Chan-Wooks film:
Je was er niet. Je was weg. Er is van alles gebeurd waar je niet bij was. Je vrouw stierf. Je dochter werd volwassen. Op de achtergrond speelde iets dat je verdrongen had: je wist niet wat het was. Maar wat deed je? Je deed helemaal niets. Je zat jarenlang opgesloten. En toen je eindelijk vrij kwam, had je niks. Je won het vertrouwen van een paar integere mensen, en met hen streed je om er achter te komen wat er met je gebeurd was, en waarom.
Het saillante verschil tussen deze samenvatting en die van de ‘echte’ Odyssee is, denk ik, het kennis-probleem. Wat er ook allemaal met Odysseus gebeurt, en hoezeer hij ook een speelbal is van wat het lot bepaald heeft en wat de goden onderling aan het uitvechten zijn: hij kent zijn plek in de wereld. Odysseus is de rechtmatige koning van Ithaka, de man van Penelope en de vader van Telemachus. Er is van alles wat hij ‘vergeet’, onderweg naar huis, maar dat nooit. Zelfs als hij beweert dat hij ‘Niemand’ heet – Οὖτις, een verbastering van Ὀδυσσεύς – weet hij in feite wel beter. Voor Oh Dae-su geldt dat niet: die denkt dat hij een slachtoffer is, maar in feite is hij een dader. Wat hij denkt over zichzelf te weten is niet waar.
Met dit verschil houdt Oldboy ons, als lezers van de Odyssee, een spiegel voor. Wat vinden wij waarschijnlijker: een held die zijn plek in de wereld kent? Of een held die niet weet wie hij is? Eerlijk zeggen! Hoe zeker weten we eigenlijk dat er op de achtergrond van ons dagelijks leven niet iets speelt dat we hebben verdrongen? Weten we wel zeker dat we volledig in ons recht staan bij wat we doen? En wat blijft er van ons over, als blijkt dat dat niet zo is? Als blijkt dat waar we tot bloedens toe voor gevochten hebben, in feite heel iets anders is dan waar we voor dachten te hebben gevochten?
En daar komt dan toch die Oedipus-mythe weer om de hoek kijken: want het gegeven dat deze bespiegelingen mogelijk maakt, dat is het incest-thema, dat in de Odyssee volledig ontbreekt maar dat in Oldboy letterlijk dubbel en dwars vertregenwoordigd is. Incest is een maatschappelijk en een psycho-seksueel probleem dat, in het echte leven, een enorme impact kan hebben op alle betrokken partijen: daders, slachtoffers, naasten, hulpverleners… Maar aan incest ligt ook een kennis-probleem ten grondslag: incest is een symptoom van een diepgaande verwarring, van het fundamentele onvermogen om de parameters van een ‘normaal’ bestaan te (h)erkennen. Het Oedipus-verhaal – het verhaal van een man die zonder het te weten kinderen maakte bij zijn eigen moeder – is mede daarom zo schokkend, omdat het niet duidelijk is of Oedipus dader dan wel slachtoffer is. Dat geldt zeker niet voor alle incest-verhalen: dikwijls is er een zonneklaar onderscheid tussen daders en slachtoffers. Maar wat alle incest-verhalen wel gemeen hebben – ook de zeldzame incestverhalen die alleen maar 100% happy-happy consensueel en idyllisch zijn – dat is die diepgaande verwarring over wie je voor elkaar bent: vader, moeder, broer, zus, zoon, dochter… en minnaar.
Wat Oldboy doet, volgens mij, is: iets van deze verwarring introduceren in het verhaal van de Odyssee. Is dat nodig? Ja, ik denk het wel. Ik houd hartstochtelijk van de Odyssee, maar ik besef ook dat het een problematische tekst is. En het grootste probleem met de Odyssee is gelegen in Odysseus’ hierboven gesignaleerde zekerheden. Twee recente vertalers van de Odyssee, onze eigen Imme Dros en de Amerikaanse classica Emily Wilson, hebben aandacht gevraagd voor deze problematiek, onder meer door er op te wijzen dat Odysseus na zijn afrekening met de vrijers in één adem door zijn woede koelt op de slaafgemaakte dienaressen die zich door deze ongenode gasten seksueel hebben laten benaderen: hij hangt ze allemaal op. Dros spreekt in haar vertaling van de ‘dienaressen die fout zijn geweest’ – een subtiele verwijzing naar de abjecte behandeling die hier te lande en elders in Europa na WOII de zogenaamde ‘moffenhoeren’ ten deel is gevallen. Dat Odysseus zich gemachtigd voelt om deze kwetsbare vrouwen, van wie we ‘met de kennis van nu’ gemakkelijk kunnen bedenken dat ze niet als daders maar als slachtoffers moeten worden beschouwd, zo onmenselijk te behandelen, dat is de keerzijde van zijn zekerheid over wie hij is: hun heer en meester. En zoals Wilson en Dros terecht opmerken kleurt Odysseus’ onverkwikkelijke behandeling van de ‘foute’ dienaressen ook zijn autoritaire omgang met zijn vrouw en zijn zoon, en raakt daarmee aan de fundamentele thema’s van de Odyssee.
Maar wat nou als Odysseus geen zoon maar een dochter had gehad? Stel nou dat de vrijers die dochter als een voetveeg behandelden? En wat dan als Odysseus na twintig jaar afwezigheid incognito teruggekomen was op Ithaka en dat hij zijn sinds het vertrek bij Calypso niet meer bevredigde mannelijke lusten… op dat meiske had gebotvierd – iets dat in het morele vacuum van de ‘echte’ Odyssee zonder meer denkbaar is – om er pas in het laatste Boek achter te komen dat ze… zijn eigen… dochter was? Ik kom er rond voor uit: ik had mij, voordat ik Oldboy zag, niet gerealiseerd dat dit een 100% mogelijk scenario is. Het is niet de Odyssee die Homerus ons nagelaten heeft: gelukkig maar. Maar het is wel een mogelijke Odyssee; een Odyssee die hij ons had kunnen nalaten. En dat besef zal voortaan mijn lectuur van de ‘echte’ Odyssee mede beïnvloeden.
Met deze overwegingen kom ik ook tot een duiding van het dubbelzinnige einde van Oldboy. Oh Dae-su heeft dus zijn tong afgeknipt en zijn tegenstander, Lee Woo-jin, heeft zelfmoord gepleegd zonder het geheim van de incestueuze verhouding aan Midoh te verklappen, zoals hij gedreigd had te doen. Dan bezoekt Oh Dae-su een therapeut en vraagt haar om middels hypnose het besef van zijn vaderschap uit zijn bewustzijn te verwijderen. Midoh en Oh Dae-su treffen elkaar uiteindelijk in een besneeuwd berglandschap. Ze omhelsen elkaar liefdevol, maar zonder dat het duidelijk is of Oh Dae-su inderdaad heeft kunnen vergeten wat hij van Woo-jin vernomen heeft:
Is dit een slap einde? Toen ik Oldboy voor het eerst zag, vond ik van wel. Kom op, zeg! Dacht ik. De kijker mag na twee uur meeleven toch wel weten of het gelukt is om Oh Dae-su’s vergiftigde geheugen te wissen of niet? Maar na de reflectie die aanleiding gaf tot het schrijven van dit essay heb ik die mening herzien. Nu denk ik dat die afschuwelijke grimas die Oh Dae-su over Midoh’s schouder werpt niet gaat over het verhaal van Oldboy, maar over dat van de Odyssee. En dat die grimas een uitdaging inhoudt die elke lezer van de Odyssee aan zou moeten gaan: kun je na het zien van Oldboy het verhaal van Odysseus nog lezen zoals je het altijd gelezen hebt…?
![]()