gezeten in een blikken slang
die de blikken vangt van mensen
die zijn stilgehouden door mijn vooruitgang
mijmer ik een poos ter verpozing
laat ik onbedachtzaam
mijn gedachtengang z’n gang gaan
als een trein die zonder dienstregeling een modus biedt
voor denkwerk zonder toekomstperspectief
snippers die onverfijnd
aan elkaar worden gelijmd
om samenhang te veinzen
doen mij grijnzen van tevredenheid
Ben ik verbeten
als alles wat ik bezit versleten is,
ik vergeet
en zonder te kauwen eten zou,
in een wereld niet groter dan een straat ontwaak?
Blaak ik dan van ongenoegen
ongenaakbaar zuchten slakend
als de steeg waar ik doorheen beweeg steeds smaller wordt?