Sinds ik niet meer op wekelijkse basis lesgeef aan bovenbouwklassen, ligt een deel van mij te slapen. De filosoof in mij verzamelt stof. Ik lees weliswaar filosofie in mijn vrije tijd en ik geef wel les aan de Intermezzo-klassen, maar die twee bezigheden raken voor mij niet precies de juiste snaar. Ik miste mijn eigen nieuwsgierigheid, een diepe duik in een filosofisch onderwerp van eigen interesse, dus besloot ik een essay te schrijven voor de Antipres.
Een heugelijk feit, op zichzelf genomen, maar al gauw kwam ik oude demonen tegen. De worstelingen tijdens mijn schooltijd op zowel het Murmellius als aan de Universiteit van Amsterdam kwamen telkens voort uit hetzelfde euvel: uitstelgedrag. Destijds werd mij van buitenaf van alles verplicht, en daar zocht ik de oorsprong van mijn onvermogen om te beginnen. Nu had ik zelf bedacht iets te gaan schrijven, mijn hoop was groot dat het daarom anders zou gaan. Dit idee kwam immers voort uit mijn eigen wil om verdieping aan te gaan. Waarom vond ik mezelf dan toch weer kijkend naar irrelevante en oninteressante YouTube filmpjes? Waarom was ik de was aan het vouwen? Hoezo moest ik ineens vrienden gaan bellen, allemaal in de tijd die ik mij had voorgenomen te wijden aan mijn essay?
Over de Griekse filosoof Epicurus moet het gaan, en in het bijzonder over waarom twee van zijn centrale ideeën voortkomen uit dezelfde vooronderstelling. Enerzijds het idee dat het leren genieten van de juiste dingen het pad is naar het goede leven, en anderzijds dat de verstandige mens de dood niet vreest. Een duik in het beschikbare werk van Epicurus terwijl ik geconfronteerd werd met het vraagstuk van mijn eigen uitstelgedrag was als een duik met mijn neus in de boter. Met Epicurus’ theorie over het goede leven en de dood in het achterhoofd valt er namelijk wel iets te zeggen over de betekenis van mijn uitstelgedrag. Zo vang ik met dit essay twee vliegen in één klap. De goedaardige vlieg van mijn eigen nieuwsgierigheid die het gedachtegoed van Epicurus vanuit een nieuwe nuance onderzoekt, en de ergerlijke vlieg van mijn uitstelgedrag die mij al jaren dwars zit.
Leven met de meester
De overlevering geeft geen antwoord op de vraag of Epicurus een uitsteller was of niet. Wat we wel met enige zekerheid kunnen zeggen is dat hij op zijn twaalfde begon met zijn studie in de filosofie, dat hij de Tuin stichtte op zijn tweeëndertigste en dat hij gedurende zijn leven grofweg driehonderd boekrollen aan originele tekst heeft geproduceerd. Als Epicurus al een uitsteller is geweest, dan heeft hij het goed weten te verbergen. De meeste van zijn geschriften zijn helaas verloren gegaan. Het enige wat over is gebleven zijn drie luttele brieven die Diogenes Laërtius over heeft geschreven in zijn Geschiedenis van de filosofie, of over levens, meningen en uitspraken van beroemde filosofen. In die drie brieven geeft Epicurus gelukkig een, weliswaar samengevat, maar toch vrij uitgebreid beeld van zijn visie.
De filosofie van Epicurus is er niet om louter bestudeerd te worden, deze moet zich in de praktijk gerealiseerd zien. De Tuin die Epicurus stichtte is dan ook niet zozeer een school, als meer een kring van gelijkgezinden die in vertrouwelijkheid en intimiteit met elkaar samenleefden, de leer van de meester in het dagelijks leven toepassende. In de hoogtijdagen telde de Tuin zo’n tweehonderd gegadigden onder welke, destijds opzienbarend, ook vrouwen en slaven. In de komende drie passages, elk passend getiteld, zal ik uiteenzetten hoe, ten eerste, deze mensen zich gepositioneerd zagen in het universum. Ten tweede, met welke middelen ze zich uitgerust zagen om iets van het leven te maken daarbij zal ik laten zien hoe die middelen ingezet diende te worden. Tot slot betrek ik deze visie op mijn eigen uitstelgedrag.
De mens in de wereld
Het geheel van alles wat er bestaat heeft volgens Epicurus geen grenzen, het totaal van de dingen is oneindig en de wereld waarin wij leven is er een van velen. Epicurus was dus al aanhanger van wat nu de ´multiverse theory´ heet voordat het een ding werd. Het oneindige geheel van werelden is opgebouwd uit ondeelbare en onveranderlijke elementen, de atomen, die altijd in beweging zijn.
Wij mensen zijn klonten van atomen die ronddolen in lege ruimte. In sommige gevallen een klont atomen die zich, als de bel gaat, door de lege ruimte naar de Jumbo haast om een klont atomen in de vorm van een frikandelbroodje te assimileren. De samenstelling van de deeltjes waaruit we bestaan is aan een continue verandering onderhevig. We groeien, we slijten. We eten, we schijten. De atomen van het frikandelbroodje worden op het moment van eten een onderdeel van jouw complex. In je maag valt de snack in beschamend weinig voedingsstoffen uiteen die vervolgens deel gaan uitmaken van jouw lichaam. De atomen van de onverteerde meuk die overblijven deponeer je na enige tijd keurig netjes in een daarvoor bestemd toilet, als het goed is ten minste. Er gaat spul naar binnen en er komt spul uit. De mens is een wispelturig wezen. Er zijn geen twee momenten in de tijd waarop jij precies dezelfde set atomen tot jouw persoonlijke geheel mag rekenen.
Voor Epicurus is de mens als veranderlijk klontje atomen in slechts een van vele mogelijke werelden in een oneindig geheel niet compleet hulpeloos. De middelen die wij ter beschikking hebben om de wereld om ons heen te begrijpen zijn de zintuiglijke waarneming en de directe indrukken van de gedachten en gevoelens die er in ons omgaan. Deze acht Epicurus betrouwbaar. Hij leefde in een tijd voordat er gedacht werd over het onbewuste deel van onze psyche dat ons valse gevoelens doet ervaren en voordat Deep Fakes onze zintuigen compleet voor het lapje konden houden. Zijn stevige vertrouwen in de capaciteiten van de mens is hedendaags wellicht niet meer geloofwaardig, maar toch volkomen begrijpelijk.
Het denken, het voelen en het waarnemen wordt ons mogelijk gemaakt doordat wij een ziel hebben. Die ziel bij Epicurus is niet een onstoffelijk iets. De ziel is door ons hele lijf verspreid en bestaat uit atomen net als de rest van ons lijf. De atomen van de ziel bewegen zich door ons lijf als ´wind met een mengsel van warmte´. Door de beweging van deze deeltjes kunnen wij denken, voelen en waarnemen. Als ik dit lees met mijn eigentijdse blik, dan kan ik niet anders dan denken aan wat ik nu ons zenuwstelsel weet te noemen. Net als de Epicureaanse ziel zit het zenuwstelsel verspreid door ons gehele lijf en vinden er bewegingen plaats die ons denken, voelen en waarnemen mogelijk maken. De delen die bewegen zijn echter geen atomen maar elektrische signalen. Dan zit Epicurus, schrijvend bij het licht van een toorts, daar toch verbazend dichtbij.
De menselijke ziel is dus gemaakt van hetzelfde soort spul als ons lichaam en is er een onderdeel van. De ziel gaat bij de teloorgang van ons lijf dus ook kapot. De ziel is niet iets wat blijft voortbestaan na onze dood. Wij mensen zijn puur lichamelijke wezens. Het is deze veronderstelling die de twee centrale claims vormgeeft. De dood gaat de mens niet aan omdat die er niet meer is. De mens heeft wel een ziel, maar die sterft met het lichaam. Er is niets dat ervaart na de dood. Angst voor de dood is ongegrond aangezien wij ons eigen dood zijn niet bewust mee zullen maken. We zullen dus ook geen ongenoegen ervaren en het is slechts het ervaren van ongenoegen waar wij ons tegen moeten wapenen als we het goede leven willen leiden. De verstandige mens vreest de dood niet. De angst levert ons ongenoegen op terwijl de dood dat, gegeven onze zijnswijze als puur stoffelijke wezens, niet eens kan.
Ataraxia
Uit de veronderstelling dat de mens een puur lichamelijk wezen is volgt dus de claim dat de dood niet iets is waar de wijze angst voor dient te hebben. Daarnaast volgt ook de claim dat de weg naar het goede leven moet liggen in iets wat het lichaam ons kan geven, aangezien dat alles is wat we hebben. Het goede leven is niet een voorbereiding op een zalig hiernamaals of het verwerven van onsterfelijke roem. Ons leven is eindig en dat hebben we te accepteren. Wat van belang is voor het goede leven is hoe we ons voelen, hier in dit leven.
De stoffelijke ziel heeft verstand, neemt waar en voelt. Als je het goede leven wilt, dan moet je ervoor zorgen dat je genot ervaart. Genot is bij Epicurus niets meer dan vrij zijn van lichamelijke pijn en rust in de ziel; Ataraxia. Om de rust in de ziel te bewaren en om vrij te blijven van pijn in ons lichaam, moet het verstand verschillende soorten verlangens die wij voelen kunnen herkennen en met elk ervan op de juiste manier omgaan.
Honger en dorst zijn vormen van pijn. Het zijn verlangens die nog onbevredigd zijn. Tijdens deze sensaties is de mens ontevreden, de ziel is onrustig. Honger en dorst zijn natuurlijke verlangens, niemand hoeft een baby´tje uit te leggen hoe het honger en dorst moet ervaren, het gaat vanzelf huilen als het niet op tijd de borst krijgt. Deze verlangens zijn ook noodzakelijk, zonder honger en dorst zal de mens snel sterven aan een gebrek aan voedingsstoffen. Sommige natuurlijke verlangens zijn noodzakelijk voor ons geluk, andere ter bescherming van ons lichaam, weer anderen alleen maar om ons het kale bestaan te garanderen. De noodzakelijke en natuurlijke verlangens moet het verstand zien te bevredigen.
Het hebben van honger betekent niet dat jij per se een vijfgangen diner met bijpassend wijnarrangement nodig hebt, of dat je bij de eerste de beste gelegenheid naar de kantine moet rennen voor een zakje snoep. Het verlangen naar deze luxigheden vloeit weliswaar voort uit de honger maar heeft een niet-noodzakelijke vorm aangenomen. Aangaande natuurlijke niet noodzakelijke verlangens als deze moet het verstand waakzaam zijn. Genieten op zichzelf is goed, maar het verstand stelt de mens ertoe in staat om voorbij de genieting op zichzelf te denken en rekening te houden met eventuele lange termijn gevolgen. De honger stillen met snoepgoed komt de gezondheid uiteindelijk niet ten goede, ons lichaam zal pijnen ervaren en de ziel zal onrustig worden. Dat snapt het verstand, dus volstaat een volkoren boterham met pindakaas. Af en toe een snoepje is prima, maar niet te vaak. Epicurus is vermoedelijk gestorven aan een niersteen. Hij zou zichzelf in zijn laatste dagen, gelegen in een lauwwarm bad, hebben getrakteerd op een glas ongemengde wijn. Met de dood in zicht kan het verstand het verlangen naar het pure spul gerust de vrije loop laten, eventuele lange termijn gevolgen zijn er immers niet.
Er zijn ook verlangens die niet noodzakelijk zijn en ook niet natuurlijk. Dit soort verlangens praten wij mensen elkaar aan. Het zijn bijvoorbeeld verlangens naar eer en roem, naar likes en volgers. Een verlangen naar likes is, zo zou Epicurus je hebben uitgelegd tijdens een wandeling door de Tuin, onverzadigbaar. Je kunt het verlangen nooit geheel vervullen en dus zal je het altijd blijven ervaren als een gemis. Dit komt doordat je verlangen, zo gauw je er extra likes bij krijgt, groeit. Als je likes zou kunnen eten zouden ze altijd smaken naar meer. Het zou Epicurus niet hebben verbaasd dat aantallen likes, comments en volgers de aspecten zijn van sociale media die de grootste impact hebben op de mentale gesteldheid van de gebruiker. Ook zou het hem niet hebben verbaasd dat hoe meer volgers een influencer heeft, hoe groter de kans is op een burn-out gerelateerd aan de druk die ontstaat door het moeten bijhouden en verhogen van aantallen volgers. Hun ziel kan geen rust vinden omdat deze voortdurend geplaagd wordt door een eeuwig gemis. Een onvervuld, onnatuurlijk en niet noodzakelijk verlangen. Hun verstand moet gaan inzien dat dit soort verlangens de kop in moet worden gedrukt. Het opkomen van deze verlangens moet het verstand ons afleren.
De opsomming van deze drie categorieën doet vermoeden dat er nog een vierde bestaat. Epicurus laat zich in zijn overgeleverde brieven niet direct uit over het al dan niet bestaan van onnatuurlijke noodzakelijke verlangens, maar hij noemt ze niet. Dat is niet verwonderlijk. Het is onmogelijk om een verlangen te hebben dat noodzakelijk is voor ons goede voortbestaan en tegelijkertijd niet van nature in ons aanwezig is. Het zou betekenen dat de mens bij geboorte níet de wil heeft tot iets wat deze wél nodig heeft om te overleven. Met het herkennen en passend omgaan met drie variaties van het verlangen heeft het menselijk verstand het al druk genoeg. Om de ziel, de rust te garanderen en het lichaam te vrijwaren van pijn moet het verstand noodzakelijke natuurlijke verlangens bevredigen, niet noodzakelijke natuurlijke verlangens afwegen en temperen en niet noodzakelijke onnatuurlijke verlangens moet het uitbannen.
uitstelgedrag
Dit essay begon met een verlangen. Er woedde een onrust in mijn ziel ten gevolge van verveling. Ik moest mezelf toegeven dat een goed leven voor mij niet kan worden geleefd zonder zo nu en dan een intellectuele uitdaging: een vraagstuk om mij in vast te bijten en mijn denken richting te geven. Dit verlangen was een natuurlijk verlangen, voortgekomen uit mezelf. Ik was niet op zoek naar bekendheid, wilde niet op iemand indruk maken en was niet jaloers op mensen die wél essays schrijven. Ook bleek het verlangen noodzakelijk voor mijn geluk.
Het vooronderzoek verliep voorspoedig, maar toen ik begon met schrijven sloeg de uitsteldrang toe. Wat was er aan de hand? Steeds als ik wilde beginnen, ervoer ik gevoelens van ongenoegen, misschien zelfs wel van angst. Er verschenen nieuwe verlangens ten tonele. Toch het verlangen om indruk te maken op wie dit zou gaan lezen, gepaard aan de angst dat ik daar niet toe in staat zou zijn en daarnaast het verlangen om aan de onzekere worstelingen van het schrijven te ontsnappen. Als ik het verlangen tot ontsnappen zou hebben gevolgd, dan zou ik mijn natuurlijke noodzakelijke verlangen om te schrijven niet hebben kunnen bevredigen. Dat mocht mijn verstand niet toelaten.
Het vluchten maakte dat ik verlangens voor mezelf verzon, die de overhand kregen op het verlangen om mijn essay af te maken. Het verlangen om YouTube filmpjes te kijken bijvoorbeeld. Als ik daar dan eenmaal mee bezig was voelde ik me schuldig. Ik had niet het opgeluchtte gevoel dat een bevredigd verlangen me zou moeten hebben gegeven. Een verlangen naar vermaak is natuurlijk. In sommige gevallen betekent vermaakt worden:genieten, en genieten is noodzakelijk voor geluk. Ik werd echter niet vermaakt, ik was niet aan het genieten. Ik werd getergd door schuldgevoelens, door gevoelens van een boosheid die gericht was naar mezelf. Dit verlangen was niet noodzakelijk, mijn verstand had moeten afwegen of het de moeite van vervulllen waard was en “nee!” moeten zeggen. Maar dit was al te laat, ik was al gevangen in de YouTube-fuik. Hier was het veilig, hier hoefde ik lekker niet de confrontatie aan te gaan met het lege bestand waar mijn essay moest komen te staan.
De angst die het mij moeilijk maakte om weer terug te keren naar het schrijven kwam voort uit een onnatuurlijk en niet noodzakelijk verlangen naar de erkenning van anderen. Je zou dit een bescheiden vorm van eer kunnen noemen. Ik was in essentie niet anders dan een influencer die hunkert naar likes. Vroeger had ik, zo zie ik nu in, angst voor de mening van mijn docenten, medeleerlingen en later professoren. Ik wilde slim op hen overkomen en ook op mezelf. Mijn verlangen naar erkenning heb ik nog steeds.
Ondanks deze moeilijkheden lees jij mijn essay. Dat betekent dat ik het wel degelijk af heb gekregen. Ik heb mijn natuurlijke en noodzakelijke verlangen naar verdieping bevredigd, een beter begrip van het werk van Epicurus en een eerlijker inzicht in mijn eigen tekortkomingen verkregen. Het schaven aan jezelf is nooit af. Als ik later weer eens iets zal schrijven, dan zal mijn verstand het weer op moeten nemen tegen de verlangens die het door mij beoogde resultaat in de weg zullen gaan staan. Maar daar zal het hopelijk, gewapend met een beter begrip van wie ik ben en hoe ik doe, ietsje beter toe in staat zijn.
_______
Literatuur, gebruikt bij het schrijven van dit essay:
Azayem AK. et al. (2024) Beyond the filter: Impact of popularity on the mental health of social media influencers. DIGITAL HEALTH. (10). doi:10.1177/20552076241287843
Bray, I. et al. (2024). Mental health of social media influencers. Journal of Occupational Health, 66(1), uiae045, https://doi.org/10.1093/joccuh/uiae045
Beyari, H. (2023). The Relationship between Social Media and the Increase in Mental Health Problems. International Journal of Environmental Research and Public Health, 20(3), 2383. https://doi.org/10.3390/ijerph20032383
Dohmen, J. (2007). Over levenskunst; De grote filosofen over het goede leven. (7e druk). Ambo.
Dohmen, J. (2008). Het leven als kunstwerk. (1e druk). Koninklijke Wöhrmann.
Strycker, E. de. (1980). beknopte geschiedenis van de antieke filosofie (2e druk). De Nederlandsche Boekhandel.
Vergeer, C. (1990). Eerste vragen; Over de Griekse filosofie. (1e druk). SUN.