Een Plaatje
Rechts, links, boven, onder,
binnen, buiten, met en zonder.
Voor gekleurd, maar achter grijs,
zweeft een plaatje buiten het paradijs.
Want zonder is het te waar, te echt,
nu geen eerlijkheid tot recht.
In het voorbijgaan lijkt het perfect,
totdat een verdwaalde traan doorlekt.
Vanonder een plaatje
plant ze haar zaadje,
zodat verdriet uitgroeit
tot een oude boom, vermoeid
door het lange verstoppen
hopend dat het plaatje zou kloppen,
de waarheid zal laten zien.
Minstens één van de tien –
Maar nee, geen enkel plaatje klopt
en iedereen blijft verstopt
achter het eigen gekleurde vel,
want stel dat ze erachter kwamen, stel…
De Maan
Ze laat één kant slechts zien:
de ander blijft voor ons verborgen.
Haar gezicht een haas voor wie het ziet:
huppelend, vrolijk zonder zorgen,
maar toch verdwijnt ze in het donker,
verschuilt zich voordat ze weer bloeit.
Keert zich even om en zucht zacht,
voordat haar licht weer voor ons groeit.
Het is niet haar eigen keuze dit te doen.
Nee, zeker niet, wij staan in de weg.
Haar façade moet rust nemen,
zelfs haar leven is zwaar, zonder uitweg.
zo vreemd en toch zo vertrouwd
is dat gezicht daar in de spiegel
de blik in die ogen en de hoek van die mond
veranderd en toch hetzelfde gebleven
het omhulsel lijkt op dat van vroeger
maar de onveranderlijke kern veranderde
bij elke traan, elke weggelaten hap, elk nieuw litteken
de onuitgesproken woorden schrapen het leven
uit dat gezicht in de spiegel
zo vreemd en toch zo vertrouwd