C.L. Caspers – Nee tegen CTP!


‘Heb jij je PO voor AK al af?’ – ‘Nee, ik had vandaag een MDO en ik moet ook nog aan het werk voor het PWS.’ – ‘Maar volgende week is er al weer een CTP, en het zijn allemaal SE’s!’ – ‘O echt?’ – ‘Ja, echt! Kijk maar in het PTA!’

Wat is dit voor geheimtaal: PO, AK, MDO, PWS, CTP, SE, PTA….? Is dit een grap? Een taalkundig experiment? Nee. Het is het vocabulaire waar leerlingen en docenten in het voortgezet onderwijs zich dagelijks mee tot elkaar verhouden. Vanaf dag één op een middelbare school, of je nou een nietsvermoedend eersteklassertje of een beginnend leraar Klassieke Talen bent, vliegen deze afkortingen je om de oren. En binnen de kortste keren praat je gewoon mee. Want zo werkt taal. Je absorbeert en spiegelt wat je om je heen hoort en ziet en leest, zonder al te veel reflectie op wat er nu eigenlijk bij je binnenkomt of uit je mond vliegt. Hoe talig begaafd en fijngevoelig je ook bent, de manier waarop je omgeving zich verbaal pleegt uit te drukken infecteert onvermijdelijk je denken en je spreken.

Is dat erg? Niet per se. Als je een nieuwe inwoner in een vreemd land bent, is het hartstikke fijn dat je je – helemaal als je jong bent – relatief makkelijk de taal van je nieuwe thuisland kunt aanwennen. Als je voor het eerst met mensen buiten je directe gezinskring in contact komt, is het hartstikke fijn dat je je makkelijk aan kunt passen aan hoe men daar met elkaar communiceert. Taal is een brug over de vele kloven die mensen van elkaar scheiden.

Maar met al die acronymen en afkortingen die het onderwijsjargon kenmerken is wel wat mis.  PO staat voor ‘praktische opdracht’, maar refereert aan een breed scala van opdrachten waar vaak helemaal niks aanwijsbaar ‘praktisch’ aan is. MDO staat voor ‘multi-diciplinair overleg’, wat alleen maar betekent dat een paar mensen met verschillende expertises met je (of over je) willen praten. SE staat voor ‘schoolexamen’, een toets die meeweegt in het gemiddelde cijfer waarmee je je eindexamen haalt (of niet). De betekenisnuances die te bespeuren en te decoderen zijn in de niet-afgekorte vormen van deze woorden en begrippen verdwijnen als bij toverslag, zodra ze worden mismaakt tot een zinledige collocatie van letterklanken.

Nou ja, dat is misschien nog tot daaraantoe: een intelligente taalgebruiker kan dat allemaal zelf wel aanvullen. Maar het wordt erger. PWS staat voor ‘profielwerkstuk’. Ja maar hoe dan?, vraagt die intelligente taalgebruiker. ‘PWS’ is op geen enkele denkbare manier een legitieme afkorting. ‘Profiel-Werk-Stuk’? Nee, toch zeker? En dan, ‘AK’: naar analogie met ‘PWS’ zou dat ‘ARK’ moeten zijn (van ‘Aard-Rijks-Kunde’). Of omgekeerd, naar analogie met ‘AK’  voor ‘Aardrijks-Kunde’ zou je, wil je consistent zijn, voor ‘Profiel-Werkstuk’ de afkorting ‘PW’ moeten gebruiken. O nee, grapje, ‘PW’ is al in gebruik voor ‘Proef-Werk’…

Aangenomen dat je het überhaupt al  nodig vindt om in acronymen te spreken. Want waarom zou je liever als een geretardeerde mestkever klinken, met je zinledige ‘PO’ en je inconsistente ‘PWS voor AK’, dan dat je gewoon als een normaal mens de woorden uitspreekt die op een voor iedereen begrijpelijke manier verwijzen naar de dingen waar je op doelt? Het is niet alsof het minder moeite kost om ‘PWS’ te zeggen dan ‘profielwerkstuk’. Je zou misschien denken dat dat wel zo is – minder letters, minder lettergrepen – maar een neurowetenschapper hoeft maar een paar elektroden op je cranium te plakken om het tegendeel te bewijzen.

Écht erg is de afkorting CTP. Die staat voor ‘centrale toetsperiode’, en in het gesprekje waarmee ik deze column begon is zij correct gebruikt. Keer op keer hoor je leerlingen, docenten en schoolleiders echter dingen zeggen als: ‘Wat had jij voor cijfer voor je CTP?’ – alsof de afkorting niet staat voor de periode waarin een toets centraal wordt afgenomen, maar voor de toets die in de betreffende periode centraal is afgenomen. Dit taalgebruik is een vorm van acute ongeletterdheid: van een klaarblijkelijk gebrek aan bewustzijn van wat een woord betekent en hoe je het moet gebruiken. En dat ongeletterdheid er is, dat is één ding; maar dat een onderwijsinstituut – waarin je doorgaans keihard afgerekend wordt op spel- en stijlfouten – deze specifieke vorm van ongeletterdheid actief aanwakkert, daar zou een mens toch vraagtekens bij moeten plaatsen.

Tsja, dat zijn zo wat ethische en esthetische bezwaren tegen de acronymen-epidemie in het voortgezet onderwijs. Maar ethische en esthetische bezwaren, wie heeft daar nou boodschap aan? Die zijn toch hartstikke tijdgebonden? Ik zie de jeugd al rollen met de ogen, zo van: ‘OK, boomer…’. En dat is helemaal terecht, want de jeugd heeft altijd per definitie in alles gelijk.

Er is echter ook een politiek argument aan te voeren tegen PO’s, MDO’s, PWSsen, CTP’s en PTA’s: een argument dat ook de jeugd aan zou moeten spreken. Want die afkortingen, die komen niet van onderop. Die komen van boven. Van de managers, de ministeries, de adviseurs en de besturen. Die afkortingen ontstaan niet spontaan, in levende interactie tussen normale mensen, maar die ontstaan op papier: in beleidsstukken, ambtelijke notities en protocollen. Van daaruit sijpelen ze door naar bestuursvergaderingen, sector-overleggen, commissie-bijeenkomsten en actieplanwerkgroepen. En dan heb je dus de geretardeerde mestkevers die, terminaal geïnfecteerd met het acronymenvirus, zich onder gewone mensen zoals jij en ik begeven en hun zinledige, inconsistente narigheid op ons overdragen. Met als gevolg dat wij ze ook gaan gebruiken, die acronymen en afkortingen. Omdat taal nu eenmaal zo werkt.

Daartegen moet je je verzetten. Dat is je menselijke plicht, als weldenkend individu. Net zo min als je je tot een grieplijder zou moeten willen wenden en zeggen, ‘Hoest op mij’; net zo min als je tegen een vrachtwagenchauffeur zou moeten willen zeggen, ‘Laat maar lekker draaien, hoor, die dieselmotor, zolang de brug openstaat!’; net zo min als je Rutte terug zou moeten willen vragen voor nog een rondje premierschap, zou je mee moeten willen gaan in het verarmde taalgebruik dat in het onderwijs heeft postgevat. Als taal een brug is over de vele kloven die mensen van elkaar scheiden, dan is het ons aller taak om die brug in een goede conditie te houden. Dat betekent dat rotte planken – obsolete uitdrukkingen en spellingswijzen, abjecte woorden zoals ‘neger’ en ‘slaaf’ – vervangen moeten worden. Het betekent dat je nuttige technologische innovaties, zoals inclusieve en non-binaire voornaamwoorden, niet moet schuwen. Maar het betekent ook dat je goedkope materialen van inferieure kwaliteit – van hogerhand opgelegde acronymen en afkortingen – van de bouwplaats moet weren.

Zeg ‘nee’ tegen MDO, PTA en CTP! Daar maak je een betere wereld mee!

Loading

,