Mijn favoriet seizoen? De lente. En dan niet de lente met hooikoorts en vervelende beestjes, en niet de lente van de overbuurman, en al helemaal niet de lente in het ‘algemeen’. Nee, ik heb het over mijn lente. De lente die met haar winden over het bladgroen reist en via het riet naar mij wuift en zegt ‘Kom, hier is het fijn.’ De lente die via de geur van het vers gemaaide gras aan de vogeltjes laat weten dat ze weer zingen mogen. De lente waarin de kinderen weer fluitend tikkertje spelen en iedereen besloten heeft de was maar weer eens buiten te laten drogen. Mijn lente weet wanneer ik het zwaar heb, als ik bijvoorbeeld van een onnodige onvoldoende loop te balen. Dan weet zij, morgen ga ik voor die jongen mijn zon even wat feller laten stralen. Soms is mijn lente ook in een slechte bui. Ik kan je vertellen, dan heb ik niet alleen windje tegen, hoor. Dan is de hemel niet meer blauw, maar trekt zij een deken grauwe regen voor. Maar op zo’n dag fluistert mijn lente keer op keer, ‘Wees gerust. Morgen schijnt de zon weer’. Helaas is het nog winter nou, maar als je goed luistert hoor je in de verte de eerste voetstapjes van de ochtenddauw. En aan de horizon zit de zomer ongeduldig op een hekje te wachten. Ik begin trouwens ook een beetje naar de geur van natgeregende klinkers te smachten. Ik zwaai nog één laatste keer. Nou naar huis en vroeg naar bed, want morgen schijnt mijn lente weer.